top of page
Bas Belder

'Churchill verbond inzet Joodse Brigade met Shoa'


Screenshot YouTube


Bij het naderen van de herdenking van de Shoa, op donderdag, is aandacht voor het optreden van de Joodse Brigade zowel in historisch als actueel opzicht gepast en heeft historicus Bas Belder onderstaand artikel geschreven.


Al aan het begin van de oorlog hadden de Joden en Jodinnen in Palestina een eigen eenheid voor de strijd tegen de nazi’s geëist. Dat wekte de vrees onder Britse critici dat bij ondersteuning van deze wens de Joden en Jodinnen weleens een geheim leger zouden kunnen vormen dat zij uiteindelijk in Palestina tegen de Britten zouden inzetten.


Winston Churchill daartegen had zich al vroeg voor zo’n Joodse militaire eenheid uitgesproken. In 1940 betoogde hij in het Lagerhuis woedend dat het onzin was om het aanbod van een Joodse strijdgroep van 40.000 mannen en vrouwen af te slaan terwijl Groot-Brittannië terzelfdertijd de zwaarste gevechten moest leveren met de As-mogendheden.


Later beklemtoonde Churchill vooral de samenhang met de Shoa. In 1943 schreef hij in een brief: “Mij bevalt de idee dat de Joden de moordenaars van hun landgenoten in Centraal-Europa weten te grijpen.” In dezelfde zin uitte Churchill zich tegen de Amerikaanse president Roosevelt die al snel antwoordde geen bezwaren tegen dit plan te hebben.


Echter, het duurde tot 1944 alvorens de regering-Churchill de formatie van de Joodse Brigade werkelijk aankondigde. De Duitse jurist en auteur Doerfer vermeldt dat druk van Joodse groepen in de VS hier stellig meespeelde.

De Joodse Brigade werd geleid door Britse Joden en trad onder een Joodse vlag aan, die later de vlag van de staat Israël zou worden. Gezamenlijke taal was eerder Hebreeuws dan Engels. “Vanaf 3 april 1945 wapperde de Blauw Witte vlag met de gouden davidsster boven het hoofdkwartier van de “Jewish Brigade Group” in Noord-Italië”, aldus Doerfer.


De leden van de Joodse Brigade hoopten al lang in Duitsland te worden ingezet. Dat gebeurde pas eind juli 1945 toen hun eenheden van Noord-Italië naar België en Nederland werden overgeplaatst.


“Ongeveer 600 voertuigen, 5.000 Joodse soldaten, zetten zich onder de Joodse vlag vol haat in beweging – haat die zich herhaaldelijk in gewelddaden tegen de burgerbevolking ontlaadde”, schrijft Doerfer. Hij citeert daarbij de Duitse journaliste Ursula von Kardorff (1911-1988) die bij het aanschouwen van zo’n militair konvooi op de Autobahn bij Augsburg op 30 juli 1945 in haar dagboek noteerde: “Wij zagen een demonstratie van goddelijke gerechtigheid.”


In de maanden daarvoor had de Joodse Brigade zich militair volop met succes geweerd in de strijd tegen de Duitsers. Vooral in het gebied van de rivier de Senia bij Bologna.


Toen de Joodse Brigade daar eind maart 1945 tot de aanval mocht overgaan, vervulde voor velen zich de wens naar wraak. Zo schreef de meervoudig bekroonde Israëlische auteur Hanoch Bartov (1926-2016), die zowel in Palestina, Noord-Italië als in Nederland meevocht, in zijn roman “De Brigade”: “De Joden komen hun afgeslachte broeders wreken. Waarom zouden wij de enigen zijn die zich Auschwitz herinnerden? Laat ze die ene stad herinneren die wij slechten.” Conclusie van onderzoeker Achim Doerfer: Niets minder dan een verwoeste Duitse stad wenste Hanoch Bartov zich als een memento mori.


Deze wraakgevoelens deden de hardste onder Duitse krijgsgevangenen verbleken. Doerfer: “Zij waren eerst nog opgelucht geweest niet in de handen van Italiaanse partizanen te zijn gevallen, maar in die van het Britse leger. Toen zij evenwel bemerkten met Joodse strijders van doen te hebben, overkwam hen een onbehagelijk gevoel.”


Mei 1945 zou de Joodse Brigade naar Duitsland worden verlegd. Aan de vooravond van de afmars werden bij het vlaggenappel de “twaalf geboden van de Joodse soldaten op Duitse bodem” voorgelezen. Daarin heette het ondermeer: “Herinner je je zes miljoen vermoorde broeders (…) Gedraag je als een Jood, die trots is op zijn volk en zijn vlag. Bevlek je eer niet en meng je niet onder de Duitsers.”


Op Hanoch Bartov maakte dat plechtige moment een onuitwisbare indruk. Tientallen jaren later kwam hij erop terug: “Het bloed klopte ons in de aderen. Wij zouden ons volk wreken, zonder daaraan vreugde te beleven. Maar we zouden ons wreken!”


De volgende dag werd het bevel tot de afmars echter herroepen. In plaats daarvan kwam de Joodse Brigade in het grensgebied tussen Italië, Oostenrijk en Joegoslavië terecht. We schrijven 19/20 mei 1945.


Het kwam daar ook tot geweldsexcessen tegen de plaatselijke Duitse minderheid. Brigade lid Israel Carmi (1917-2008) kwam daar later eerlijk en kritisch op terug: “Zulke wraakacties eerden niet onze opleiding tot Joodse strijders en druisten in tegen het gebod van de reinheid van de Joodse wapens.”


De commandant van de Joodse Brigade, Ernest Benjamin Franklin, had zich per schriftelijk bevel ook onmiskenbaar uitgesproken tegen gedrag dat inging tegen de bepalingen van het volkenrecht. Maar toen uiteindelijk stationering in Duitsland toch zou plaatsvinden, zorgde een gewelddadige aanval van de Joodse Brigade op een Brits konvooi met Duitse krijgsgevangenen in de Italiaanse Alpen voor een verder verblijf in Tarvisio (Noord-Italië). De gekalkte leuzen op de legerwagens ten spijt: “De Joden komen!” en “Kein Reich, kein Volk, kein Führer”.


Ondertussen namen diverse brigadesoldaten wraak op nazioorlogsmisdadigers. Ze stelden in Noord-Italië lijsten op met de namen van SS’ers. Deels gecamoufleerd als Britse soldaten gingen ze doelgericht op dodelijke missies.


Deelnemer Chaim Laskov (1919-1982), latere stafchef van het Israëlisch leger (!), berichtte achteraf: “Dat waren geen ‘nette’ acties. Dat waren wraakacties. Op het eind van de dag verloren wij de oorlog. Wij verloren zes miljoen Joden. (…) Omdat wij zwak waren en geen eigen land hadden, namen wij wraak. Dat was niet prettig.” Hij zei echter ook: “Het spijt me te moeten zeggen dat we niet heel velen liquideerden.”


De grootte van de diverse wraakgroepen varieerde: van twee tot acht soldaten van de Joodse Brigade. Volgens diverse bronnen opereerden ze strikt in het geheim, gebruikten ze onder elkaar zelfs schuilnamen en gingen afzonderlijk tewerk.


Later hebben die groepen hun vergeldingsacties in Duitsland voortgezet, aldus brigade lid Joseph Harmatz (1925-2016). Telkens in de buurt van voormalige concentratiekampen of plaatsen die symbool stonden voor het naziregime. Harmatz was bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de groep in de stad Neurenberg, berucht vanwege de Rijkspartijdagen en Nuernberger wetten tegen de Joden.


Voor een enorm opsporingssucces van SS- en Gestapo-officieren zorgde Israel Carmi. Hij wist met de hulp van een Duitse arts, die SS-leden een schuilplaats had geboden, een Gestapo-officier en diens vrouw op te pakken. Het nazi-echtpaar was verantwoordelijk geweest voor de staatsroof van Joods eigendom.


Onder doodsbedreiging perste Carmi het Gestapo-lid in vijf uur maar liefst achttien pagina’s met de namen, adressen, persoonsbeschrijvingen en achtergrondinformatie van SS- en Gestapo-officieren af!


De ‘kleine vissen’ gaf hij officieel (“auf dem Dienstweg”) door, de andere hield hij voor zichzelf. “Elk adres was een voltreffer”, verheugde Carmi zich na tientallen jaren nog. En de Gestapoman die doorsloeg, en diens vrouw? Zij werden buiten de stad met pistoolschoten geliquideerd…


Deze laatste informatie is afkomstig van Meir “Zarro” Zorea (1923-1995), later Israëlisch generaal en Knesset lid. Hij berichtte dat bij zijn wraakacties nooit iemand “in naam van het Joodse volk” was gedood: “Geen toespraken, geen voordrachten, geen blablabla. Wij hebben de nazi’s gedood zoals men een luis fijn drukt.” De schuld van deze nazi’s diende door bewijzen wel “definitief vast te staan”.


Een andere Joodse wreker, Mosh Trevor, verklaarde over de voltrekking van doodvonnissen: “Geloof me, mijn handen beefden niet.” Zo’n vijftien jaar later was Mosh Trevor betrokken bij de gevangenneming van Adolf Eichmann in Argentinië.


Indringend en beklemmend is evenzeer het relaas van wreker Shmuel “Ollie” Giveon. Over een treffen van zijn groep met SS’ers tijdens een autorit door de Oostenrijkse Alpen bericht hij: “Ik heb hen gelijk het hemd omlaag gerukt. Onder de oksels droegen zij het getatoeëerde teken van de SS. Nadat wij ze wat onder druk hadden gezet, bleek wie zij waren, waar ze hadden gevochten en dat ze deelgenomen hadden aan de vernietiging van de Joden. Het was niet eenvoudig om dat uit hen te krijgen. Ze logen. Ik heb ze dan naar een gletsjer gebracht en in een wellicht 80 meter diepe spleet gestoten. Daarmee was de zaak afgedaan. Als ik niet honderd procent overtuigd was geweest, ben ik er zeker van dat ik het niet zou hebben gedaan. Ik moet zeggen, ik was verbaasd hoe zij zich als mensen hebben gedragen. Het waren toch SS-officieren.”


Soms kwam het ook voor, zo vertelt Israel Carmi in zijn memoires, dat er spontaan wraak werd genomen, zonder enige vorm van verhoor. Joodse soldaten hebben in op zichzelf staande gevallen SS’ers onmiddellijk doodgeschoten nadat zij hun SS-tatoeëring hadden ontdekt. Gruwelijk detail: veel later overreden Joodse (ex)partizanen de prominente SS’er Fritz Hartenstein eenvoudig met zijn eigen auto nadat ze hem in december 1952 hadden gezien bij een naburig tafeltje in een café in Parijs.


De Joodse wrekers kregen belangrijke informatie/steun van de zijde van het Amerikaanse leger en Joodse verbindingspersonen bij de geallieerde geheime diensten (namenlijsten!). Intussen raakten zij onder grote tijdsdruk toen duizenden leidende SS’ers via zelf opgebouwde netwerken druk bezig waren naar Spanje en Latijns-Amerika te ontvluchten.


De precieze aantallen van door Joodse wrekers voltrokken doodvonnissen zullen wij nooit te weten komen, vat Achim Doerfer samen. De acties moesten immers zoveel mogelijk geheim worden gehouden voor de Geallieerden. “Gedocumenteerd zijn echter zo’n 700 namen van daders.”


Vergelijk dat eens met de situatie in Duitsland, tekent Doerfer aan. Eind 1949 zaten pas (dat wil zeggen wegens vrijlatingen deels nog) 300 nazi’s in (West)Duitse gevangenissen vast. “Het valt goed te begrijpen dat Shmuel Giveon en zijn medestrijders van dit beetje strafvervolging niet overtuigd waren.” Of in Giveons eigen woorden: “Als er al een staat Israël was geweest, dan zouden de schuldigen daar een proces hebben gekregen. Echter, er was nog geen staat en de daders maakten zich snel uit de voeten. Hadden wij gezien dat de nazi’s achter de tralies zouden belanden, dan hadden wij niet hoeven handelen.”


Daarop vult Doerfer aan dat tot op de laatste oorlogsdagen Waffen-SS en Gestapo in het snel krimpende Duitse invloedsgebied jacht maakten op Joden en Jodinnen. “Uit het gezichtspunt van de Brigadeleden bevonden zich na het einde van de oorlog duizenden massamoordenaars op vrije voeten.”


In de eerste juniweek van het jaar 1946 werd de Joodse Brigade opgeheven. Geen lid werd voor de geschilderde acties achteraf ter verantwoording geroepen. Integendeel, prominente wrekers, bekend met naam en toenaam, maakten carrière bij het leger en de militaire geheime dienst van de Joodse staat die 1948 werd uitgeroepen.


Bas Belder, historicus














































96 weergaven0 opmerkingen

Comentários


bottom of page