David Bernstein associate professor psychologie aan de Universiteit Maastricht. Foto via David Bernstein
“Laten we als Nederlandse universiteiten in antwoord op het WOB-verzoek van The Rights Forum gezamenlijk een conferentie organiseren over de vele facetten van antisemitisme. Dat zou geweldig zijn! Er blijkt immers blindheid te heersen.”
Een gesprek met David Bernstein, associate professor psychologie aan de Universiteit Maastricht. “Ik heb een tijdje nagedacht of ik me persoonlijk over deze kwestie zou uitspreken, of ik dit interview zou geven. Bij dit WOB-verzoek kan ik mij niet langer veroorloven me niet te uiten. Als ik niet zelf spreek, wie doet dan voor mij?”
Hoe ontving u het WOB-verzoek van The Rights Forum?
Bernstein: Dat gebeurde op een zeer verrassende wijze. Tijdens een vergadering van onze sectie -een zoom-meeting- vroeg de sectieleider geheel onverwacht: “Wie van u heeft banden met Israël?” Ik stak heel voorzichtig mijn hand op. Let wel, elke aanwezige tijdens dit sectie beraad wist van mijn contacten met Israël. Al jaren ben ik immers de enige in hun midden.
Ik zei tegen mijn sectieleider: “Ik voel me nogal ongemakkelijk over deze vraag.” Hij reageerde met: “En ik voel me ongemakkelijk dat ik deze vraag moet stellen.” Via een mail zou ik van de sectieleider nadere instructies ontvangen.
Zo ontving ik een spreadsheet waar ik geacht werd élk contact met élke Israëlische of Joodse groep in te vullen. Dat waren meer dan een dozijn Israëlische universiteiten, tal van Israëlische bedrijven en, meest schokkend, ook alle namen van meer dan twintig Joodse organisaties die als voornaamste doel hebben de bestrijding van antisemitisme. De Nederlandse coördinator voor de bestrijding van antisemitisme stond bijvoorbeeld op deze lijst.
Welke gevoelens en gedachten kwamen er bij u op om als academicus zo’n verzoek te krijgen?
Bernstein: Eerst kreeg ik een schok. Ik dacht: kan dit werkelijk gebeuren? Echter, ik moet zeggen dat gezien het feit dat Jodenhaat de laatste jaren droevig genoeg weer in opmars is in de wereld, was het ook weer geen volslagen verrassing.
Wel, dacht ik, laten we eens kijken wat er aan de hand is. En het bleek mij dat die brief erger was dan ik me voorstelde. Als je die lange, lange lijst overziet, waan je je rechtstreeks terug in de samenzwering wereld van de “Protocollen van de Wijzen van Sion”. Dat is die beruchte antisemitische vervalsing over de Joodse greep naar de wereldmacht, zo’n honderd jaar geleden voortgekomen uit de koker van de tsaristische geheime politie. Zo ziet dat WOB-verzoek van The Rights Forum eruit en zo leest het ook! Alsof er mensen zijn in de Nederlandse academische wereld die samenzweren met Israël… Waarvoor dan? Dat schokte mij.
Ik deelde het WOB-verzoek met veel familieleden, vrienden, Joodse en niet-Joods collega’s van de universiteit. Zij allen kwamen tot de conclusie dat dit document een schaamteloze expressie van antisemitisme betrof.
Om nog even terug te komen op die sectievergadering: was er niemand van de aanwezigen die reageerde op “de Israël-vraag” van uw leider? Geen enkel protest?
Bernstein: Er heerste stilte. Allen zwegen. Begrijp me goed, ik veroordeel niemand. Onder hen zijn goede collega’s, vrienden en dat al sinds jaren. Allemaal fatsoenlijke mensen, die ik van geen spoortje antisemitisme verdenk. Desalniettemin zag ik slechts blanco gezichten.
En na die vergadering, ook geen reacties naar u toe?
Bernstein: Nee, niemand contacteerde mij. Ik nam zelf het initiatief en sprak de decaan van onze faculteit aan. Hij toonde gelukkig alle begrip, reageerde bijzonder sympathiek en was ook erg getroffen door dit WOB-verzoek.
Om terug te komen op het simpel doorsluizen van het WOB-verzoek, denk ik dat we hier te maken hebben met een algemeen verschijnsel: het niet onderkennen van antisemitische uitingen. Dat meenden de universiteiten gewoon op bureaucratische wijze af te kunnen afhandelen.
Het ontbreken van een kritische houding bij zo’n vragenlijst, alsook het academische zwijgen vloeit uit een aantal factoren voort: ingeburgerde antisemitische stereotypen in onze cultuur en natuurlijk de gebruikelijke excessieve kritiek op Israël, zonder ook maar een poging te doen de complexe situatie van de Joodse staat in ogenschouw te nemen.
Verraste u de media- en politieke stilte die welhaast heerste over de actie van The Rights Forum?
Bernstein: Nee, jammer genoeg niet. Veel mensen ontgaat de essentie van het antisemitisme. Een vorm van racisme. Zij kennen de geschiedenis niet. Waarom zeg ik dat laatste? Bij het WOB-verzoek draait het om de kardinale vraag: “Wie van u op de Nederlandse universiteiten is Joods?” Dáár draait het om! De overgrote meerderheid van hen die banden hebben met Israël is nu eenmaal Joods.
De laatste keer dat deze vraag (“Wie van u is Joods?”) klonk in Nederland, was rond 1940, bij het begin van de Duitse bezetting. Waar ook Duitse legers landen in Europa binnenvielen, luidde de eerste vraag: Wie zijn jullie Joden? Dan konden zie die alvast van een gele ster voorzien, de Joden apart zetten van de samenleving.
Kortom, voor mij is dat eveneens de boodschap van het WOB-verzoek van The Rights Forum: Zeg mij wie Joods is. Zeker, in een zinnetje geeft het WOB-verzoek aan geen namen van individuen te vragen. Echter, wanneer je bijvoorbeeld zelfs de uitwisseling van e-mails tussen Nederlandse academici en Israëlische wetenschappers wenst in te zien, zijn dat loze woorden. Ik zie het WOB-verzoek als de kanarie in de kolenmijn. Er dreigt groot gevaar. En dit is bepaald niet het enige alarmsignaal.
Des te verontrustender is deze mediastilte in Nederland.
Bernstein: Dat is waar, maar luister: Israël is geen populair thema in Nederland. In een tijd van zwart-wit denken is er eenvoudig geen aandacht voor de uiterst complexe situatie van Israël, geen belangstelling voor de ingewikkelde geschiedenis van Israël, waardoor een genuanceerde kijk op de Israëlische realiteit ver te zoeken is in de media.
Voeg daaraan toe dat antisemitisme behoort tot het DNA van de wereld, van Europa, het was er en is er in Nederland. Een ieder zij dus gewaarschuwd.
Hoe kijkt u aan tegen de situatie van de Joodse gemeenschap in Nederland? En haar toekomst? Is er een intern debat?
Bernstein: Het is treurig om te zeggen, maar sinds jaren wagen veel praktiserende Joden zich niet meer met een keppeltje op straat. Dat kan ze immers tot doelwit van agressie maken. Denk evenzeer aan de politiewagens die al jaren de wacht houden voor synagoges tijdens sabbat. Veel Nederlanders hebben daar geen weet van. Juist daarom zou deze kwestie een discussiepunt moeten zijn in de media.
Ook in Maastricht is het beter om als Jood geen keppel te dragen?
Bernstein: Absoluut! Ik ken vrienden uit de lokale synagoge die ronduit zeggen dat ze buiten de synagoge nooit een keppel dragen.
Het valt te prijzen in de Nederlandse regering dat ze de Joodse gemeenschap politiebescherming biedt. Bij mij rijst dan wel de vraag: waarom zou de regering dat moeten doen als er geen reële dreiging is?!
Veel Joden in diverse Europese landen worstelen met de vraag: waar is het veilig? Is Israël het veiligst? Of is het hier veilig genoeg? In vergelijking met andere Europese landen ligt in Nederland het aantal antisemitische incidenten nog altijd relatief laag. Echter, dat betekent noodzakelijkerwijs niet dat het potentieel er niet is. Als we daarover niet praten, als we dat niet onder de publieke aandacht brengen, is het verschijnsel van Jodenhaat zelfs geen issue. Daarom is media-aandacht zo enorm belangrijk.
Momenteel ligt het aantal Joden wereldwijd weer op het niveau van vóór de Holocaust. Dat vergde 80 jaar! Dat brengt mij bij de vraag: wil Nederland dat Joden zich hier genoodzaakt zien om te vertrekken? Ik geloof niet dat de overgrote meerderheid van de Nederlanders –goede, beschaafde, morele burgers- zo’n situatie wenst. Als ze maar de feiten kennen.
Vandaar alweer de noodzaak van goede, evenwichtige nieuwsvoorziening voor onze bevolking. Nederlanders zijn grosso modo gewoon om problemen rationeel te bekijken en aan te pakken. Op grond van de feiten. Dat moet eveneens gebeuren in de beeldvorming ten aanzien van het Israëlisch-Palestijns conflict.
Als u me toestaat, een zeer persoonlijke vraag: toen u het WOB-verzoek onder ogen kreeg, kwam op dat ogenblik de gedachte niet op om Nederland maar te verlaten?
Bernstein: Als Jood voel je je nergens, maar dan ook nergens, helemaal veilig. Nederland, waar ik inmiddels bijna 19 jaar woont, is fantastisch voor mij. Het biedt me prachtige mogelijkheden, ik heb veel goede Nederlandse vrienden. Ik houd van Nederland.
Maar als Jood, als lid van een eeuwenlange onderdrukte, gediscrimineerde en vervolgde minderheid in praktisch elk land waar zij verbleef, weet je dat de situatie van de ene op de andere dag drastisch kan veranderen. Dat zit in ons historisch DNA. Leden van een meerderheid in een staat kennen dit DNA niet, zowel in historisch als actueel opzicht. Joden zijn daarentegen altijd alert.
Waar hadden de Joden het beter in Europa dan in Nederland gedurende 400 jaar?! En zie wat er in een zeer korte tijd gebeurde met de 130.000 Nederlandse Joden van 1940. Die Joodse historische ervaring kwam bij het WOB-document krachtig naar boven. Naast de schok ook een gevoel van bekendheid, vertrouwdheid met manifestaties van Jodenhaat. Aha, de jaren dertig en veertig. Aha, de Protocollen van de Wijzen van Sion.
De universitaire bestuurders die het WOB-document simpelweg doorstuurden, misten het Joodse historische en actuele DNA om deze hedendaagse variant op de anti-Joodse samenzwering mythe te doorzien. Het behoorde niet tot hun historische, noch eigen ervaring. Het was voor hen, bij alle wellicht goede bedoelingen, een volstrekt onbekend gevoel.
Welke band voelt u met de staat Israël?
Bernstein: Ik heb zeker sterke banden met Israël. De legitimiteit van Israël, het bestaansrecht van een Joodse staat, ligt mij heel na aan het hart. Ik heb er familie, vrienden, en dat al sinds vele tientallen jaren.
Ik ben een Amerikaanse Jood. Peilingen geven aan dat 80 procent van de Amerikaanse Joden Israël ondersteunt. Echter, dat betekent natuurlijk niet dat dit onkritisch gebeurt. Van mij heeft iedereen het recht om kritiek op Israël te geven. Maar de ontkenning van zijn bestaansrecht vormt voor mij het grote verschil. Dát is de waterscheiding!
Je moet je afvragen: waarom is dit land dat al meer dan 70 jaar bestaat, dat teruggaat op een stemming in de VN in 1947, dat met bijna elk land ter wereld diplomatieke relaties onderhoudt, waarom is het acceptabel om juist binnen VN-kader dit land zijn bestaansrecht te ontkennen?
Stel je voor dat je een land zijn recht op bestaan ontzegt. Wij zien het nu met Oekraïne. Met alle dramatische gevolgen van dien. Dit probleem speelt evenzeer in het Israëlisch-Palestijns conflict. Als je dat negeert, laat je mensen die de Joodse staat koste wat kost willen vernietigen, gewoon begaan. Deze ontkenning verhindert vrede. Ga je daarentegen uit van zowel een Joods als een Palestijns recht op zelfbeschikking, dan gloort er hoop.
Bas Belder, historicus
Comments