top of page
Bas Belder

Hoe Petra haar vader én onderduik vriendinnetje Ilse Ruth verloor


Opperrabbijn Binyomin Jacobs overhandigt het boekje.


“Ik ben nu 91…, maar het verdriet is niet minder…”


Vrede bereik je niet door het propageren van haat in schoolboekjes. Woorden van een Israëlische collega die opperrabbijn Binyomin Jacobs dinsdag 14 juni citeerde bij de presentatie van het boekje “Verhalen van Joodse kinderen in Apeldoorn tijdens de Tweede Wereldoorlog”.


Het zijn bijzonder toepasselijke woorden nu de Europese Commissie de geldkraan weer heeft opengezet voor de Palestijnse Autoriteit bij volkomen negatie van het voortbestaan van pure Jodenhaat in Palestijns lesmateriaal.


Opperrabbijn Jacobs herinnerde tijdens zijn toespraak in de plaatselijke Anne Frankschool aan de 90 procent van de Nederlanders die tijdens de Duitse bezetting en de wegvoering van de Joden zweeg en de andere kant op keek.


“Wat toen gebeurde, kan ook nu weer plaatshebben”, hield hij de schoolkinderen en de vele belangstellenden voor. ‘Dit boekje helpt ons te voorkomen dat de kudde weer de verkeerde kant opgaat.”


Het boekje, bedoeld voor groep 7 en 8 van het basisonderwijs, begint met het levensverhaal van Petra Haasnoot-Benjamins (1931). Haar vader, Jonas Benjamins, was Joods, haar moeder niet, een gezin met vijf kinderen. “Joods ben je als je moeder Joods is.”

Op aangrijpende wijze vertelt Petra hoe vader Jonas werd gearresteerd in oktober 1941. “Hij was bang dat het nare gevolgen zou hebben voor ons als hij zou onderduiken. Na gebonk werd de voordeur geforceerd. Mijn vader werd opgepakt. Hij vermoedde dat hij nooit meer zou terugkeren. Dat liet hij mij bij zijn afscheid weten. Hij had geen hoop meer. Wat moet hij bang en verdrietig geweest zijn… “


“Na twee weken dwangarbeid overleed hij. Dat hij als jonge, sterke, gezonde vader zo snel stierf, zegt iets over de omstandigheden in Mauthausen, het concentratiekamp waar ze hem naartoe hadden gebracht.”


Petra vertelt over een andere zwarte dag in de oorlog. Op 2 april 1943 staat de politie weer voor de deur. Ze pakken alle onderduikers, die haar moeder in huis had genomen, op. Petra is ontroostbaar, want haar onderduik vriendinnetje Ilse Ruth Lustig wordt samen met haar ouders, broer en nog twee andere onderduikers meegenomen.


“En ik wist wat Ilse Ruth te wachten stond: in de cel op het politiebureau, door naar Westerbork, op de trein naar een concentratiekamp en rechtstreeks naar een strafbarak of gaskamer. Ilse Ruth en haar ouders worden omgebracht in concentratiekamp Auschwitz. Haar broer komt om in Sobibor. Ik ben nu 91 en er zijn heel wat jaren verstreken sinds deze gebeurtenissen, maar het verdriet is niet minder…”


Hoe drastisch de Duitse bezetting het leven van Joodse leeftijdgenootjes in Apeldoorn veranderde, krijgen de leerlingen van nu mee aan de hand van het levensverhaal van Simon Philipse (Apeldoorn, 22 april 1934 – Sobibor, 9 juli 1943). Na de zomervakantie van 1941 mag hij niet meer naar zijn school aan de Loolaan. “Hij moet naar de tweede klas (groep vier) van de school die speciaal voor Joodse kinderen geopend wordt. De kinderen op zijn nieuwe school kent hij alleen van een bezoek aan de synagoge. Echte vriendjes heeft hij niet.”


Samen met nog bijna honderd Joodse Apeldoorners moeten Simon en zijn ouders hun huis verlaten en worden zij ondergebracht in de Joods-psychiatrische instelling Het Apeldoornsche Bosch. Tussen haakjes daar werkte Simons vader als hoofd van de financiële administratie. Lange tijd denken de Joden dat Het Apeldoornsche Bosch een veilige plek in vergelijking met het gewelddadige optreden tegen de Joden in Amsterdam.


“Maar in de nacht van 21 op 22 januari 1943 gaat het gruwelijk mis. De Duitsers ontruimen Het Apeldoornsche Bosch met grof geweld. Alle bewoners en het personeel worden met de treinen die klaarstaan op station Apeldoorn naar concentratiekamp Auschwitz gedeporteerd en omgebracht. Niemand keert terug.”


Vanwege de belangrijke functie die Simons vader bekleedt op Het Apeldoornsche Bosch mag het gezin vooralsnog op het terrein blijven. Echter, na een week komen Simon en zijn ouders in Kamp Westerbork terecht. “De nazi’s doen in Westerbork net alsof het leven gewoon doorgaat. Er is ook een schooltje waar Simon naartoe moet. In de zomer van 1943 wordt Simon met zijn ouders naar concentratiekamp Sobibor gedeporteerd. De reis duurt enkele dagen en Simon zit opgesloten in een veewagon. De emmer in de hoek doet dienst als wc… Deze trein naar Sobibor telt 49 wagons. Het gezin Philipse komt, samen met 2413 andere mensen, op 9 juli 1943 aan in Sobibor. Van al deze mensen in de 49 treinwagons overleeft niemand de oorlog.”


Bij elk kinderverhaal in het boekje zijn vragen voor de leerlingen opgenomen. Bij dat van Simon, die op de aanvallige leeftijd van slechts 9 jaar werd vermoord door de nazi’s, luidt de eerste vraag: In Kamp Westerbork leek het leven gewoon door te gaan. Er was een schooltje en zelfs een klein theater. Kun je bedenken waarom de Duitsers dat belangrijk vonden en het kamp zo inrichtten?


De uitgave, een initiatief van Stichting Apeldoornsch Bosch/Werkgroep Gedenkstenen Joods Apeldoorn in samenwerking met CODA, verdient stellig elders navolging ter ondersteuning van onderwijsland, met ouders en grootouders als leergierige meelezers! Zeker, nu Jodenhaat bepaald geen historisch nazi-relict blijkt te zijn in Europa en evengoed in Nederland.


Bas Belder, historicus
































































137 weergaven0 opmerkingen

Comments


bottom of page