top of page
  • Foto van schrijverJoop Soesan

'SMAAD' - een column van Simon Soesan

Screenshot YouTube


Op een goed moment zijn de leugens zo vaak herhaald dat het onmogelijk wordt om ze met feiten te annuleren. Voorbeelden zijn er genoeg: wij zouden ons land gestolen hebben, terwijl op 29 november 1947 de VN instemde om het voormalig Brits mandaat in het midden oosten in tweeën te delen.


Dit is dan 25 jaar nadat de Palestijnse Arabieren Trans Jordanië kregen toegewezen als hun land. Daarbij kwam een tweede verdeling van wat er over was, waarvan 28% naar de Joodse Palestijnen ging en de rest naar de Arabische Palestijnen ging.


De tragische geschiedenis van de Palestijnse Arabieren staat goed beschreven in het boek “De Hadj” van Leon Uris, die, na het schrijven van “Exodus” dit boek schreef om een gebalanceerd verslag te doen van wat er toen al in het midden oosten gebeurde.


De Arabische Palestijnen zijn uitgebuit en in de steek gelaten door hun eigen broeders. De Arabische Liga, via radio, kranten en pamfletten, eiste van de Arabische Palestijnen om de regio “tijdelijk te verlaten”, totdat zij, de Liga, alle Joden in de zee zou drijven. Na het uitroepen van de Staat Israël op 14 mei 1948, viel de Liga – bestaande uit 14 Arabische landen – de nieuwe Joodse staat aan.


Tijdens die oorlog, die in Israël de Onafhankelijkheidsoorlog wordt genoemd, zijn aan beide zijden foute dingen gebeurd. Behalve dat een gedeelte van de Arabische Palestijnen inderdaad vluchtten, zijn er ook gevallen geweest waar het nieuwe Joodse leger Arabische burgers uit hun huizen knalde.


Deze vluchtelingen konden amper ergens heen: in Libanon mochten ze blijven, maar kregen een verbod om te leren of een vrij beroep uit te oefenen. Hun huizen moesten aan alle kanten onder de muren een opening hebben, een soort spleet, zodat er geen verband kon zijn tussen hun huizen en de Libanese grond, als symbool dat ze slechts tijdelijk daar konden blijven. In Jordanië, een land dat destijds ook nieuws was, hadden ze het iets makkelijker en werden voornamelijk zakenlui.


Tijdens mijn diverse bezoeken aan Jordanië vertelden mijn Palestijnse gastheren met trots dat zij “de Joden van Jordanië” genoemd werden, omdat zij in feite de handelaren werden van het land en bijdroegen aan de zwakke economie.


Toen de VN op 29 november 1947 hun toestemming gaven om het Britse mandaat te verdelen, reageerden de Joodse Palestijnen met dank – de Arabische Liga, in naam van de Arabische Palestijnen, wees de verdeling af. In feite eisen de Palestijnen sindsdien wat ze toen hebben afgewezen.


Alleen, gedurende de jaren, werd die eis iets anders: Israël mocht niet bestaan, geen Jood moest in het midden oosten wonen. Joden uit alle Arabische landen werden verdreven, ze mochten hun eigendommen niet verkopen, noch meenemen. Een groot gedeelte ging naar Israël, de rest ging naar Europa en de VS.


De Arabische landen weigerden sindsdien – en tot de dag van vandaag – om Palestijnen op te nemen, maar wel hadden ze een excuus om ons land diverse malen aan te vallen – en te verliezen.


Nergens in de geschiedenis van de wereld is er een voorbeeld waar een agressor een oorlog begint, verliest en dan eist om al het verloren land in die oorlog terug te krijgen. Nergens in de wereld is er een voorbeeld waar vluchtelingen hun status als erfenis naar de volgende generatie kunnen doorspelen. Dat is alleen voor Arabische Palestijnen weggelegd en daarvoor is de UNRWA opgericht. Deze organisatie is ondertussen uitgegroeid tot een zaak, waar corruptie en vriendjespolitiek hoogtij vieren.


En toch worden we belasterd. De groei van de Palestijnse Arabieren gedurende de jaren is opzienbarend, maar toch worden we beschuldigd van genocide, volkerenmoord. We zijn landjesdieven. We pikken lichaamsdelen van de slachtoffers.


Gaza was nooit een deel van de Palestijnse kwestie. Gazanen zijn een trots volk, maar worden gemeden door hun broeders vanwege hun problematische geschiedenis: ze zouden dieven, oplichters en rovers zijn. Toen de vredesonderhandelingen in 1977 tussen Israel en Egypte op gang kwamen, bood de toenmalige Israëlische premier Begin de Gazastrook aan. President Sadat van Egypte reageerde met: “die troep mag je zelf houden”. Wie dit niet gelooft kan de protocollen nalezen.


De laatste jaren geloofden wij in Israël dat we eindelijk ergens heen gingen met de Gazanen. Ondanks dat ze in 2005 voor Hamas stemden was er een soort status quo: Daar er geen werk is in Gaza mochten ze dagelijks bij ons werken. Voornamelijk in de bouw en horeca hadden tienduizenden Gazanen een inkomen. Zieke Gazanen konden in Israël terecht, een feit dat vooral de Hamas leiding uitbuitte.


En toen kwam de 7e oktober en werden we wakker geschud uit onze droom.

Er wordt nu gepraat over “Gaza, de dag na de oorlog”. Er werd voorgesteld dat de plaatselijke “chamoelot”, een equivalent voor “clans”, diverse delen van Gaza zelf konden leiden. Tot onze verbazing deelden dezen echter mede dat ze dat niet willen en alleen de Hamas als heerser willen.


In ons land zijn diverse politici met het idee gekomen om Gaza te gaan koloniseren. En de Gazanen te verbannen of uit te roeien. Achterlijke voorstellen, die meer met politiek dan met de realiteit te maken hebben.


Ondertussen is één ding duidelijk geworden: “van de rivier tot aan de zee” is niet van de Maas tot aan Zandvoort. Onze buren willen ons niet, wat jammer is, want we gaan nergens heen.


Waarom?


Omdat we nergens heen kunnen


1.358 weergaven2 opmerkingen
bottom of page