Kamp Amersfoort. Foto Wikipedia
“Sanson, vanavond ben je dood.” Deze gruwelijke woorden klonken eind 1942 Bernard Sanson, een Joodse student semitische talen, in de oren tijdens het ochtendappel in Kamp Amersfoort.
En ’s avonds was Sanson dood, tot ontsteltenis van medegevangene Arend Bosch. Kamp Amersfoort was tijdens de Duitse bezetting van ons land een vervolgings- en vernietigingsoord voor Joden, regelrecht een Sjoa-kamp. Onderzoeker dr. Amanda Kluveld beschrijft en bewijst dat minutieus in haar nieuwe studie “Het vergeten verhaal van de Joodse gevangenen van Kamp Amersfoort".
De historica van de Universiteit Maastricht beantwoordt met haar langdurige studie én boek met compassie en subliem de prangende vraag die Cees Biezeveld, oud-directeur van de Stichting Herinneringscentrum Kamp Amersfoort, in 2003 stelde: “De geschiedenis van Kamp Amersfoort mag in het algemeen nog veel te weinig bekend zijn, van het lot dat Joodse medeburgers daar ondergingen is helemaal niets bekend. Wie helpt mee dit vervolgonderzoek te bereiken?” Heel passend dan ook ontving Cees Biezeveld tijdens de presentatie van “Het vergeten verhaal” op 25 april 2024 in Nationaal Monument Kamp Amersfoort het eerste exemplaar uit handen van de auteur.
Op basis van brede en diepgaande documentatie -ook volkomen nieuwe, onbekende bronnen!- ontrukt Kluveld de duizenden Joodse gevangenen van officieel “Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort” (PDA) aan de menselijke vergetelheid. Zij geeft hen een stem, een gezicht, schetst hun levensgang, reduceert ze niet tot louter slachtoffers van sadistische, antisemitische kampmonsters. Kortom, Kluveld roept de Joodse gevangenen terug in al hun menselijke waardigheid, die zo intens zwaar mentaal en fysiek werd geschonden in Kamp Amersfoort.
Haar boek begint met de moord op de Joodse groothandelaar in horloges, Isac Jacovici, in de nacht van 18 op 19 mei 1943. Geplaagd door vreselijke diarree vanwege het slechte eten zocht Jacovici naar een latrine in het kamp. “Op zijn zoektocht in het donker kwam hij te dicht bij het prikkeldraad dat enige meters van de kampomheining was gespannen. "Hij werd gezien door de bewakers op een van de vijf wachttorens, werd als vlucht verdacht beschouwd en met kogels doorzeefd”, schrijft Kluveld.
Onder de tussenkop “Een naamloos einde” meldt de onderzoeker tegelijk hoe het leven van Isac Jacovici (“gevangene nummer 192”) in het meedogenloze Kamp Amersfoort met een “-1” een macabere administratieve afhandeling kreeg. In de bijbehorende voetnoot 6 lezen we: “Wie verdacht werd van vluchten werd doodgeschoten en de SS-bewaker die het schot loste, in dit geval waren er dus twee, werd doorgaans met aantal dagen verlof, wat geld en tabak beloond.”
Ronduit beklemmend is de “Werdegang” van Alexander Katan, leraar vreemde talen en repetitor uit Leeuwarden. Hij leed aan een aangeboren stofwisselingsziekte en was net 1 meter lang. Via de gevangenis in Leeuwarden arriveerde Katan in Kamp Amersfoort. Een medegevangene, dominee Lieve, beschrijft in “Predikant achter prikkeldraad” dat Katan niet zelfstandig naar de appelplaats kon lopen en door zijn medegevangenen op de arm daarheen moest worden gedragen. “Katan staat bijzonder in de belangstelling van de Duitsers”, observeert ds. Lieve. “Ze gaan steeds voor hem staan en grijnzen en grinniken.”
Voor Katan werd een apart “Liliput-uniform” vervaardigd, informeert Amanda Kluveld. “De langste gevangene werd uitgezocht en samen werden zij gefotografeerd." Katan werd ingedeeld bij het aardappelschilcommando, maar werd nog voordat hij met dit werk kon aanvangen naar Duitsland getransporteerd. De dominee vreesde als studieobject of proefkonijn voor Duitse doktoren.”
Dat had kampgevangene Lieve haarscherp doorzien. Katans lijdensweg voerde naar Mauthausen. Daar werd hij op verzoek van medici uitgebreid gefotografeerd en tentoongesteld aan wetenschappers. Lotgenoot Josef Herzler verklaarde later dat Alexander Katan continu door SS-artsen werd bekeken, zelfs uit andere kampen.
Kluveld: “Katan werd uiteindelijk vermoord op 27 januari 1943 in Gusen. Niet door vergassing, maar door een injectie in het hart. Vervolgens werd hij ‘geskeletteerd”. Volgens Mauhausen historicus Florian Freund werd zijn skelet geprepareerd en aan de SS-Ärtzliche Anatomie in Graz gestuurd.” In de begeleidende brief staat: “In de bijlage zend ik u twaalf fotografieën van de Jood wiens skelet reeds in uw bezit is. Ik verzoek u deze foto’s absoluut vertrouwelijk te behandelen. Ze mogen onder geen enkel beding in de openbaarheid komen. Ik voeg ook de rekening bij en verzoek om snelle betaling.”
Kluveld vertelt over de jarenlange, deprimerende strijd die de zoon van Alexander Katan, Alphons, voerde over de nagedachtenis van zijn vader. In het herinneringscentrum van Mauthausen stond hij oog in oog met levensgrote foto’s van zijn vader in gevangenispak, naakt en vervolgens als skelet. Alphons Katan kon deze ontmenselijking van zijn vader niet verdragen en eiste overhandiging van skelet en alle fotomateriaal. Mede dankzij de steun van Simon Wiesenthal en een advocaat gebeurde dat uiteindelijk.
Kluveld staat bewust bij deze confrontatie van Alphons Katan met de vernederingen en veroordeling van zijn vader stil. Zij vraagt zich af: “Ook kunnen we niet weten hoe en of de slachtoffers wel zouden willen dat we de misdaden tegen hen zouden beschrijven. Zouden zij een zeer gedetailleerde beschrijving onzindelijk vinden en in zichzelf wreed en vernederend? Of zouden ze juist willen dat alles geweten wordt tot de laatste vezel menselijke waardigheid die werd vertrapt en op welke manier?”
De auteur kiest in navolging van voormalig kampgevangene Bosschaart enerzijds voor terughoudendheid, gevoeligheid bij de documentatie van afschuwelijke misdaden jegens Joodse gevangenen in Kamp Amersfoort en latere deportatiekampen, maar anderzijds voor een duidelijke benoeming van hun mensonterende omstandigheden van verhongering, mishandelingen, uitputting, dood en deportatie.
Over hoe Kamp Amersfoort al gauw bekendstond, lezen we bij Kluveld: “Voordat hij in Kamp Amersfoort terecht kwam was Elie Cohen in Groningen al door iemand gewaarschuwd voor dat kamp. Een jaar ervoor had de veldwachter in Aduard hem het advies gegeven: “Dokter, zorg dat je nooit in Amersfoort terechtkomt, het zal je dood zijn.” (…) Toen Cohen in de gevangenis hoorde dat hij erheen moest, schreef hij dan ook een clandestiene afscheidsbrief aan zijn vrouw. Daarin stond dat hij de kans klein achtte dat hij Kamp Amersfoort zou overleven. Toen hij bij de poort van het PDA stond, was hij ervan overtuigd dat hij zou sterven.” Begrijpelijk, gezien Cohens aanblik van een terugkerende groep dwangarbeiders, een werkcommando. “Een troosteloos schouwspel”, gevangenen die “leken op skeletten”.
Aangrijpend is het citaat dat dr. Kluveld geeft uit de publicatie “Predikant achter prikkeldraad” van “Jodenbegunstiger” (onderduikverlener!) Lieve: “Het is de duivel van het Antisemitisme, die spookt en spookt in mijn gedachten. ‘k Besef het pas, wanneer de ergernis me al te pakken heeft en het kost me de grootste moeite om er tegen te vechten en hem te overwinnen. Ik bid om kracht, want ik ben doodmoe en word hoe langer hoe slapper, maar ook om solidariteit met dit volk om vlak naast hen te staan. Ik mag mij niet verheffen, al zijn zij anders, ik ben niet beter dan zij. Van die vervloekte propaganda mag ik geen slachtoffer worden.”
De researcher uit Maastricht voegt daaraan toe: “Naar zijn herinnering weet hij het te overwinnen, maar niet zonder vast te stellen dat ongemerkt wij meer door het antisemitisme zijn vergiftigd in ons denken en spreken dan wij vermoeden. Die Joden vervolging, denkt menigeen, is schandalig, maar het waren ook geen besten.”
Kluveld geeft in haar onderzoeksbevindingen de historische achtergrond van de aanvechting, de innerlijke strijd bij de predikant aan: “In het kamp vonden regelmatig antisemitische toespraken plaats en antisemitische publicaties circuleerden vrijelijk. Joodse gevangenen werden bewust tussen andere gevangenen geplaatst, in de verwachting dat hun extreme honger hen ertoe zou aanzetten te stelen van medegevangenen, die relatief beter gevoed waren of middelen hadden om hun dieet aan te vullen. De combinatie van in Jodenhaat gedrenkte propaganda, systematische achterstelling, mishandeling van en moord op Joodse gevangenen, samen met de campagne gericht tegen hen, creëerde een giftige sfeer van antisemitisme. Niet alleen onder de SS-bewakers maar evengoed onder medegevangenen. De sinistere voorspelling die door de kampbewaking bij binnenkomst werd gegeven –‘binnen drie maanden bent u antisemiet'- bleek vaak realiteit.”
Van 17 mei tot en met 7 juli 1943 herbergde Kamp Amersfoort het zogenoemde Jodencommando uit Vught, 70 man sterk. Dat bestond dus tijdelijk naast het reguliere Jodencommando en verrichtte werkzaamheden voor een schietbaan bij een Duitse kazerne, midden in het Bergkwartier, een woonwijk van Amersfoort. Vooral de bewoners van de Van Campenstraat hadden direct zicht op het perverse gedrag van bewakers jegens de gevangenen. Zo verklaarde een weduwe van 69 dat als ze het misbruik niet zag, ze het wel hoorde. De hele dag, ja elke dag ving ze het getik op van de slagen die SS’er Gombert uitdeelde. Verschillende keren zag de vrouw dat Joodse dwangarbeiders bewusteloos bleven liggen als gevolg van martelingen en vernederingen. Ook nam zij waar hoe Gombert gevangenen oefeningen liet doen, zoals diepe kniebuigingen (soms wel een half uur lang), snel rennen, liggen en weer opstaan en met ellebogen over de grond kruipen, allemaal in enorm tempo.
Over een aan sadisme nauwelijks te overtreffen ‘straf’ voor de Joodse dwangarbeiders legde een inwoner van de Van Campenstraat deze verklaring af: “Ik heb zeker meer dan 10 maal gezien, dat hij een stuk van een loods, welke daar stond op dezelfde plaats, liet carbolineren. Toen ik dit zag, wist ik het al, dat er weer een Jood gestraft werd. Hij haalde dan een van de Joden uit de groep, die daar aan het werk waren. Deze moest zijn bovenlijf ontbloten en met zijn naakte rug tegen het juist met carboleum gesmeerd hout gaan staan. De rug van de Jood was dan geheel besmeurd met carboleum. Zonder kleren aan moest deze dan in de zon weer zand gaan kruien. "Dit moet onmenselijk op de gestrafte ingebrand zijn door het schijnen van de zon.”
Niemand van de bewoners van de Van Campenstraat of van de voorbijgangers mocht van SS’er Gombert etenswaar geven aan de Joodse gevangenen. Op straffe van zelf achter een zandkruiwagen te worden gezet of zelfs van beschoten te worden (meisje van tien dat hard wegliep na een pakje brood naar de Joden te hebben geworpen) door Gombert. En toch “werden er heel vaak pakjes met levensmiddelen naar de Joden geworpen, door burgers, die over de Van Campenstraat passeerden”, aldus een ooggetuige. Een van hen was de vijftienjarige Janna Peters, die voor een unieke historische bron zorgde, het briefje dat ze van gevangene Rotter terugkreeg en waarin hij over zijn leven vertelde en de situatie in Kamp Amersfoort.
In de aanloop naar 4 mei biedt de lectuur van “Het vergeten verhaal van de Joodse gevangenen van Kamp Amersfoort” het Nederlandse volk dé gelegenheid zich te verdiepen in de mensen van vlees en bloed die wij op die datum gedenken.
Bas Belder, historicus
Het boek van Amanda Kluveld is verkrijgbaar bij Nationaal Monument Kamp Amersfoort, prijs 14,95 euro.
Comments