top of page
  • Foto van schrijverJoop Soesan

'De opening' - Rob Fransman was bij de opening van het Holocaust museum en maakt van zijn hart geen moordkuil

Foto Rob Fransman


Tijdens het wachten voordat de koning kwam was het goed bekenden te spotten in de Synagoge. Er waren er velen. Uiteraard de Joodse bobo's die er altijd zijn. Maar ook veel Kamerleden, oud-ministers, kortom de fine fleur van bekend Nederland. En mijn vrouw en ik, helemaal niet bekend, toch uitgenodigd. Waarom vertel ik straks. 


Naast me zat Wouter Koolmees, de president-directeur van de NS. “U bent de man waarop iedereen boos is,” zei ik. Er volgde een aardig gesprekje. Ik reis zelden of nooit met de trein en ’t zal me een zorg zijn hoe duur die is, maar het was een opening. Ik nam de gelegenheid waar om hem te vragen of hij niets kon doen aan het intifada gebrul in de stationshallen. Hij legde me uit dat hij dat best zou willen, maar dat dat echt niet kon. Het gedeelte van het station waar je zonder kaartje kan zijn, is gewoon de straat. Daar kan en mag de spoorwegpolitie niets. Verjagen van het geteisem is toch echt een taak van de burgemeesters. Eh ja, die burgemeesters.


De opening was prachtig, smaakvol en integer. Gelukkig was president Herzog gewoon aanwezig. Het deed me goed dat niemand gezwicht is voor het schijnheilige gedreutel van GroenLinks en Amnesty. De speeches van directeur Emile Schrijver, de Oostenrijkse president, de Voorzitter van de Deutsche Bundestag en “onze” president Herzog waren mooi en niet te lang.


Als laatste sprak de koning, waardig en koninklijk. Maar zo jammer dat het ontsierd werd door het gebrul van het antisemitische tuig buiten. Iedereen deed net of hij het niet hoorde maar het ging door merg en been. Mevrouw Halsema had het Waterlooplein aangewezen voor demonstraties. Uitgerekend het Waterlooplein, ooit een exclusief Joods marktplein, hart van de Joodse buurt, 75 meter van de synagoge. Mevrouw Halsema mag zich de ogen uit haar kop schamen. 


Zelfs in de synagoge waren de risjes niet helemaal uitgebannen. Een paar meter van ons vandaan zat ene professor Hans d’Oliveira, jurist. De man ziet er net zo ongewassen uit als zijn ideeën. Toen president Herzog voor zijn toespraak de bima opliep stond de schoft op en haalde een van tevoren geprepareerde tekst tevoorschijn met iets over Gaza en genocide. Uiteraard in het zicht van de camera. Zijn buurman legde hem het zwijgen op, de tv zond het gelukkig niet uit. Later zag ik de man ook nog op de gemeenschappelijke lunch in het Joods museum. Keuvelend met die en die. Ik had hem er graag uit gesodemieterd, maar ja, wie ben ik. 


Oud-burgemeester Job Cohen zat ook in de zaal. De gotspe om eerst het schandalige artikel van Kati Piri te retweeten en dan naar de opening van het Holocaust museum te komen! Als je het zo eens bent met de linksfascisten van GroenLinks, heb dan het fatsoen om weg te blijven. Tijdens de lunch zag ik Cohen niet. Misschien heeft iemand hem verteld dat hij niet zo heel welkom was. Of hij had geen honger, kan ook. 


Voor ons zat Lodewijk Asscher. Naar mijn smaak de beste politicus die de PvdA ooit heeft voortgebracht. Maar waarom hij nu nog lid is van die partij is me werkelijk een raadsel. Hij tweette dat het een indrukwekkende en ontroerende opening was. Dat was het ook. Maar dan schrijft hij: “Sommigen stoorden zich aan het geluid van de demonstraties, mij vervult het met dankbaarheid om in een vrije democratie te leven.” Ik kon niet nalaten hem te vragen voor wat hij eigenlijk zo dankbaar is. Voor de nieuwe moslim-NSB die buiten marcheert? 


Het is me sowieso een raadsel. Hoe kunnen nette mensen, die iets gepresteerd hebben in hun leven en die gezonde politieke ideeën hebben, in hemelsnaam lid blijven van de PvdA nadat die zich met huid en haar heeft overgeleverd aan GroenLinks? Hoe kan het mogelijk zijn Job Cohen, Rob Oudkerk, Lodewijk Asscher? Enfin, Ronnie Nathaniël gaf vorige week eindelijk een aanzet en zegde zijn lidmaatschap op. Moge velen volgen, omein. 


Hoezeer dat 1938-gevoel bij ons leeft blijkt wel uit onze keuze van vervoer naar de synagoge. We bestelden een taxi. “Zeg maar dat je naar het Waterlooplein moet,” zei mijn vrouw. Nou dat deed ik niet, ik bestelde gewoon een naar het Joods Museum. Om vervolgens in spanning af te wachten of de chauffeur wel kwam. Volkomen onterecht natuurlijk. Zowel heen- en terug werden we uitstekend en allervriendelijkst vervoerd door Mohammed en Yasin. Maar toch, we hebben dat 1938 gevoel. En iedere dag dat het geteisem wordt toegestaan from the River to the Sea te krijsen wordt dat gevoel versterkt. 


In het Holocaust Museum is een tablet gewijd aan de vier grote processen tegen oorlogsmisdadigers: Neurenberg, Eichmann, Hagen en het tweede Demjanjuk-proces. Bij dat laatste leg ik in een filmpje mijn betrokkenheid uit en het belang van dat proces. In de film zijn foto’s te zien van mijn in Sobibor vermoordde ouders. Dat maakt me blij. 


2.901 weergaven6 opmerkingen
bottom of page