Screenshot YouTube
Het is stil. Eindelijk is het stil.
Het is 20.00 uur, 4 mei, en ik sta in een bosperceel bij mij in de buurt voor de plaatselijke dodenherdenking. Het miezert een beetje en veel mensen staan onder een paraplu. De trompet heeft net geklonken. Iedereen staat bewegingsloos en kijkt voor zich uit. Voor me staat een man met een kindje op zijn schouders, haar laarsjes bungelen tegen zijn schouderbladen. Gelukkig zijn er ook dit keer veel mensen die hun kinderen hier naar toe meenemen. Nam ik mijn kinderen ook mee op zo jonge leeftijd naar een dodenherdenking?
Nee, weet ik meteen. Ik wilde mijn kinderen niet belasten met alle misère die ik vroeger had meegemaakt vanwege mijn moeder en de oorlog. En toen ze ouder werden wilden ze niet mee, hadden ze andere dingen te doen. Mijn blik dwaalt af. Schuin voor me staat een vrouw die speurend opzij kijkt, alsof ze iemand zoekt. Ik roep mezelf tot de orde. Het is dodenherdenking, concentreer je op je familie en alle vermoorde mensen, voor hen ben je hier naartoe gekomen. Het lukt me niet. Ik kijk om me heen. Het is stil hier, zo heerlijk stil. De vogels kwinkeleren, hier en daar vallen meer druppels regen. En opeens besef ik niet meer zo alleen te zijn zoals de dagen hiervoor, toen overal in de media het verstoren van deze herdenking werd aangekondigd. Er hing zo’n angstige sfeer om deze herdenking. Om me heen zie ik nu anderen staan die ook willen herdenken en meeleven met dat wat gebeurd is in de oorlog. Deze mensen hier willen dat geschreeuw van die pro-Palestina schreeuwers nu ook niet horen. We herdenken samen.
Even ben ik hierover sterk ontroerd.
Mijn gedachten gaan naar de familie van mijn moeder, allemaal vergast in Auschwitz en Sobibor en ik realiseer me voor de zoveelste keer dat ik toch echt een keer naar die kampen toe moet, om te beginnen met Auschwitz, maar god, ik durf niet. En hoe is het nu met mijn 90-jarige oom, die zit nu vast voor de televisie en belt mij morgen om te vertellen hoe hij de 2 minuten heeft ervaren. Trouwens, ik sta hier nou wel hier heel rustig in dit stukje bos maar zou het nu op de Dam ook zo rustig zijn? Ik dwing mezelf weer aan de oorlog te denken, de reden dat ik hier nu sta. Het lukt niet.
Ik geef het op en concentreer me op de vogelgeluiden in het bos. De vogels die altijd alles hebben gezien en gehoord, die overal overheen vlogen en dat schuldige landschap van Armando hebben gezien. Rust daalt in me neer.
De trompet klinkt. De 2 minuten zijn afgelopen.
De burgemeester en het gemeentebestuur worden naar voren geroepen om een krans te leggen bij het monument, het blijft muisstil als ook anderen worden uitgenodigd om een krans te leggen. Dan, op het moment dat de winkeliersvereniging voor de kranslegging wordt geroepen, hoor ik gemurmel in de rij voor me. Een man heeft daar een vrouw op haar schouder getikt en stelt zich aan haar voor. Ze knikt en kijkt hem aan. Hij steekt van wal, er ontspint zich een geanimeerd gesprek tussen hen beiden. Ondertussen wordt de gymnastiekvereniging uitgenodigd voor de kranslegging, luid en duidelijk vertelt de man inmiddels aan zijn toehoorster over zijn vier kinderen. Op zijn vingers telt hij af waar ze wonen, de vrouw blijft hem bemoedigend toeknikken. Perplex kijk ik toe, om me heen is het doodstil. De man verheft zijn stem maar wanneer de voetbalvereniging wordt uitgenodigd voor de kranslegging wordt het geklets een vrouw naast mij te veel. Ze sist de twee toe dat ze stil moesten zijn. Die kijken haar verschrikt aan en vervallen vervolgens in een timide zwijgen maar daaropvolgend laat een van de twee een duidelijk hoorbare scheet. Kort daarna vertrekt de man zonder afscheid te nemen van de vrouw.
Inmiddels mogen alle toehoorders langs het monument lopen, daar leg ik de witte rozen voor de familie van mijn moeder neer.
Vervreemdend, dat vond ik de dodenherdenking dit jaar.
Comments