top of page
  • Foto van schrijverJoop Soesan

Fadchi – deel 2 of: 'Blij dat mijn zoon gearresteerd is' - een nieuwe column van Simon Soesan



Het werk is klaar. Na een week schuren, schilderen, hakken en poetsen heeft ons appartement een nieuw en fris kleurtje. Fadchi vond dat hij wat hulp kon gebruiken en dus kwam Machmoed erbij. Ook uit Jenin. Machmoed had gehoord dat ik gek op humus ben en bracht een pot verse humus uit Jenin mee.


Terwijl we ons tijdens de lunchpauze op ons balkon tegoed deden aan de humus, vroeg Fadchi aan Machmoed waarom hij zo een lang gezicht had.


“Ach, kijk, jij en ik zijn over de 55 jaar, dus mogen wij Israel zonder veel problemen naar binnen. Mijn zoon is 22, dus die wordt meer gecontroleerd. Hij heeft zes jaar voor en Israëlisch bouwbedrijf gewerkt, maar dat project was klaar, dus ging hij voor een Palestijn werken. Die heeft hem drie maanden geen salaris betaald, dus kwam er bonje. Als wraak heeft die klojo de Israëlische autoriteiten geïnformeerd dat de vergunning van mijn zoon vals is. Dus is die gister bij de grensovergang aangehouden, maar hij komt morgen weer vrij. Niet leuk, maar ik ben gerust: ten eerste weet ik waar hij is, dus kan hij geen kwaad doen en ten tweede heeft hij een dak over zijn hoofd en krijgt driemaal per dag te eten.”


Ik keek de twee mannen aan. “Tsja meneertje, zo simpel is ons leven niet.”, zei Fadchi.

Ik vroeg ze hoe laat ze die morgen van huis waren gegaan. Jenin is 40 minuten van Haifa af.

“Om 5 uur vanochtend. We hebben een bus naar de grens, daar laten we onze identificatie zien, die gaat in een machine en dan kijken we naar de camera en hup, we zijn in Israel.”, zei Machmoed. Ze waren om 8 uur bij mij thuis. Drie uur rijden?


“Dat komt omdat we niet de enigen zijn. ’s Ochtends staan er 30.000 man bij onze grensovergang en die moeten gecontroleerd worden. Dat begrijpen we. Er zijn genoeg heethoofden onder de jongeren die wat stoms willen uithalen. Dus wachten we rustig. Zodra we de grens over zijn wacht er een bus op ons en die brengt ons naar Haifa. Vandaar gaat een ieder zijn eigen weg.”


De mannen moesten bidden (zie foto’s).


Een vreemd gezicht, maar niet de eerste keer dat een moslim in mijn huis bidt.

Na drie dagen hard werken was het werk voorbij. Hoe eindig je zoiets in het midden oosten? Precies: met een Chafla, oftwel een feestmaaltijd. Beide mannen stonden erop om eten uit Jenin te brengen. Gegrilde soorten vlees, humus, tehina, salades, het kon niet op.


We hadden het over voetbal want Team jongeren staat in de kwartfinale van de wereldcup. Ons team bestaat uit jongeren uit het hele land: Christenen, Moslims en Joden. Apetrots zijn we allemaal op ze, vooral omdat de teamaanvoerder geboren is in Sho’afat, een Palestijns vluchtelingenkamp (nu een dorp) nabij Jeruzalem. Wie had dat kunnen denken?


Ze vroegen mij over Europa, waar ik veel heen reis. Ik vertelde ze over de manier waarop de Islam in Europa wordt beoefend en bekeken. Ze keken elkaar lachend aan.


“De eerste die het flikt bij ons in Jenin op straat te gaan bidden krijgt een kogel door zijn kop. Mag niet, heeft niks met de Islam te maken.”, zei Machmoed. Fadchi knikte instemmend. “Opeens denkt de hele wereld dat onze levenswijze alleen voor terroristen is. Knetter. Als Moslim ben je gast in Europa en Amerika, bidden doe je privé of in een moskee. Gewoon belachelijk dat dat geaccepteerd wordt.”


Het mobieltje van Machmoed belde luid. Hij nam aan, luisterde en glimlachte.

“Mijn zoon is al vrijgelaten want het was een valse aanklacht. Ik heb hem gezegd op me te wachten bij de grens. Ik laat hem lekker in Jenin werken, dan weet ik waar hij uithangt.”, zei hij.


Het was tijd om afscheid te nemen. De mannen pakten hun spulletjes, en ik bood aan ze naar de grensovergang te rijden, een half uurtje van Haifa, maar ze weigerden. “Dat wil je niet zien of meemaken,” zei Fadchi, “we hebben daar zeker een uur te wachten voordat we er doorheen zijn. Laten we afspreken dat we elkaar in betere tijden in Jenin zien, want de humus in Haifa is verschrikkelijk…”


In de realiteit van het midden oosten kunnen de alledaagse mensen best met elkaar om. Helaas zijn het de politieke en religieuze leiders die het “verdeel en heers” als motto gebruiken om de spanning hoog te houden. Men kan een discussie hebben over religie, welke beter is dan de andere, welke vrouwen kleineert, welke meer agressief is. Uiteindelijk zijn we allemaal mensen en zoals Fadchi zei toen hij in onze deur stond, vlak voordat hij terugging naar Jenin: “We kunnen hier samen leven of samen sterven, de keus is aan ons. Ik wil een toekomst voor mijn kinderen, mijn kleinkinderen.”


Ik had het zelf niet beter kunnen zeggen.



378 weergaven0 opmerkingen

Comments


bottom of page