top of page
  • Foto van schrijverJoop Soesan

Geen werkelijke Nakba voor Israëls Joden in 1948 - een column van Bas Belder



Over enkele maanden viert de Joodse staat 75 jaar onafhankelijkheid. De Palestijnse tegenhanger sinds 1998 heet Nakba Dag ofwel dag van de catastrofe. Absoluut geen reden voor Israëlische excuses stelt de Amerikaans-Israëlische publicist Sol Stern.


In het maartnummer van het Amerikaanse opinieblad Commentary laat Stern historisch en actueel licht schijnen over het Nakba verhaal onder de titel: De waarheid achter de Palestijnse ‘catastrofe’.


De laatste kwarteeuw worden Palestijnse leiders niet moe te betogen dat hun volk het onschuldige slachtoffer is van een historisch ongeëvenaarde misdaad in 1948. In één adem schuwen ze vaak ook niet die met de Holocaust te vergelijken. Wellicht de meest volgehouden leugen van de afgelopen 75 jaar, hekelt Stern. De Nakba staat in deze visie gelijk aan de ontheemding/verdrijving van ’s lands oorspronkelijke bevolking.


Tot de officiële herdenking van de Nakba gaf Yasser Arafat op 15 mei 1998 het startsein. In zijn via radiostations en publieke luidsprekers verspreide boodschap viel meteen een sleutelelement op: het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen om “een onafhankelijke Palestijnse staat op te bouwen op ons land, ons land, ons land, net zoals andere volken”. Toentertijd ging het om vijf miljoen mensen, thans claimt de Palestijnse Autoriteit 7 miljoen vluchtelingen.


Sol Stern verwacht dat de viering van 75 jaar Israël gepaard zal gaan met veel internationale adhesie uit het linkse politieke spectrum voor het Palestijnse Nakbanarratief. Tijdens demonstraties van activisten op westerse straten en pleinen plus op de campussen van universiteiten zal de slogan weer luidkeels klinken: “From the river to the sea, Palestine will be free”. Exact het finale doel van het Nakbaverhaal, concludeert Stern.


Wil de publicist dan voorbijgaan aan Palestijns leed in 1948 en volgende jaren? Geenszins! Maar Nakba kent meer dan één betekenis. De versie die Palestijnse leiders en hun aanhangers tegenwoordig propageren is een exclusieve schuldtoewijzing voor de “catastrofe van 1948” aan de Joden. Daarenboven komen ze met een remedie die neerkomt op zelfmoord voor de Joodse staat: het Palestijnse recht op terugkeer…


Interessant genoeg dateert het begrip Nakba voor Israëls onafhankelijksstrijd tegen vijf Arabische invasielegers in 1948 uit hetzelfde jaar, 5 augustus 1948. Toen verscheen een kleine publicatie van 70 pagina’s van de hand van een fervente seculiere Arabische nationalist, prof. Constantine K. Zurayk, over “De betekenis van de Nakba”. Dit geschrift werd de leidraad voor latere pro-Palestijnse historici en auteurs.


Voor de hoogleraar en diplomaat uit Beiroet trof de catastrofe van 1948 ofwel de stichting van de staat Israël de gehele Arabische natie. Zurayk promootte beslist geen afzonderlijke Palestijnse staat. Zorgwekkender is evenwel het antisemitische gif dat hij in zijn geschrift spuide. Het Joodse volk dankte in zijn optiek een onafhankelijke staat aan het “zionistische imperialisme” dat een wereldwijd netwerk runde en invloedrijke staten domineerde. In dit samenzweringsmodel paste ook de vernietiging van het Palestijnse volk. Let wel door een volk dat op geen enkele historische connectie met het land Palestina kon bogen, aldus Zurayk.


Hij vergeleek het judaïsme zelfs met het nazisme vanwege “het idee van ‘een uitverkoren volk’, dat op het eind evengoed zal ondergaan als het nazisme”. Dit schandelijke antisemitische schotschrift hinderde overigens geenzins een succesvolle academische carrière van Zurayk, tot aan Amerikaanse universiteiten…


Vanaf het midden van de jaren vijftig van de vorige eeuw gingen Palestijnse activisten/historici de Nakba als een exclusieve tragedie van het Palestijnse volk beschrijven. Echter, het was Yasser Arafat en na hem Mahmoud Abbas die alle (vergaande) Israëlische concessies om tot een tweestatenoplossing te komen categorisch van de hand wezen met een beroep op “een heilig recht van elke Palestijnse vluchteling om naar zijn thuisland Palestina terug te keren”.


Deze Palestijnse compromisloze stellingname houdt in dat Israëls strijd voor onafhankelijkheid en legitimiteit nog altijd niet voorbij is, constateert Stern. En daarom dienen welmenende, patriottisch gezinde Israëli’s de Palestijnse propagandamachine ofwel het Nakbaverhaal niet te onderschatten. Hoe begrijpelijk hij hun prioriteit -grote veiligheidszorgen aan ’s lands grenzen- ook vindt.


Tussen haakjes: Stern distantieert zich uitdrukkelijk van het begrip dat linkse Israëli’s en vooral de krant Haaretz expliciet opbrengen voor het Nakbanarratief. Alle “waarheidszoekers naar de Nakba” moeten worden genegeerd totdat zij de waarheden erkennen over de bedoelingen en daden van de Palestijnse en Arabische leiders in 1948, poneert hij.


De redactie van Haaretz zou een Hebreeuwse vertaling moeten uitgeven van de pionierstudie over de Nakba, het antisemitische schotschrift van Constantine K. Zurayk en dat ook wijd verbreiden!


Sol Stern legt terecht de vinger bij de wandaden van twee notoire Palestijnse leiders, Amin al-Husseini en Fawzi al-Qawuqji. Beiden collaboreerden met Hitler-Duitsland, brachten de Tweede Wereldoorlog daar ook door en bewezen politieke en financiële hand- en spandiensten aan het naziregime.


Grondig recent historisch onderzoek wijst uit dat indien de nazi’s de slag bij El Alamein hadden gewonnen en het Britse Mandaatgebied Palestina veroverd, dan zou al-Husseini daarheen zijn gevlogen om “die Endlösung der Judenfrage” ook aan de Joden van Palestina te voltrekken.


In het geval van een Arabische overwinning in 1948 zouden Al-Husseini en Al-Qawuqji “een werkelijke Nakba hebben veroorzaakt voor de Joden van Israël”, beklemtoont Stern. “Niet slechts een golf van vluchtelingen, maar massamoord.” Tekenend in dit verband is eveneens de uitspraak van Azzam Pasha, secretaris-generaal van de Arabische Liga, begin 1948: “Deze oorlog zal een uitroeiingsoorlog zijn…”


Sol Stern: “Met alle moorddadige plannen van Arabische invallers en hun Palestijnse bondgenoten helder voor ogen, moeten Israëli’s zich nooit verontschuldigen voor het winnen van de Onafhankelijkheidsoorlog en de vermijding van nog een Holocaust. Terwijl wij een vredeshand blijven uitsteken naar de Palestijnen, moeten we die jonge mannen en vrouwen eren die in deze onvermijdelijke oorlog dienden en het wonder van het moderne Israël mogelijk maakten.” Waarvan akte!


Bas Belder, historicus


343 weergaven0 opmerkingen
bottom of page