top of page
  • Bas Belder

Giftige taal en geestelijk geweld: verbale Jodenhaat is nooit “slechts spraak”


Prof. dr. Monika Scharz-Friesel. Foto via TU Berlijn


“Vijandige uitingen jegens Joden zijn geestelijk gif.” Dat stelt de internationaal gerenommeerde antisemitisme-onderzoeker prof. dr. Monika Scharz-Friesel (TU Berlijn) in haar nieuwe, belangwekkende boek “Toxische Sprache und geistige Gewalt” (Giftige taal en geestelijk geweld).


“Wij dragen daarvoor de verantwoordelijkheid”, vervolgt de auteur. “Wij beslissen. Wij kiezen de woorden uit. Er bestaat bij Jodenhaat geen onschuldige taal, geen onschadelijk spraakgebruik.”


En, let wel, nooit is verbale Jodenhaat “slechts taal” ofwel “maar woorden” beklemtoont prof. Schwarz-Friesel. De ondertitel van haar publicatie onderstreept dat en geeft tegelijk breedte en diepgang van de studie aan: “Hoe eeuwenoude vijandige denk- en gevoelspatronen jegens Joden onze communicatie stempelen”.


Al tientallen jaren hebben wetenschap en onderzoek gewaarschuwd voor de vernietigende werking van dit gif, schrijft de Berlijnse hoogleraar. Maar al deze waarschuwingen zijn eenvoudig genegeerd, als hysterie gebrandmerkt of als overdrijving afgedaan.


De wereldwijde digitale verspreiding van het gif heeft tot een massale verbreiding van het antisemitisme in nog nooit vertoonde proporties geleid. En tot op heden ontbreekt een effectief middel, constateert Schwarz-Friesel, “omdat zelfs niet eens een daarmee voltrokken massamoord op zes miljoen mensen tot een diepingrijpende verandering van denken leidde”. Vanwege een foute diagnose –niet onderkennen dat Jodenhaat onvergelijkbaar is met andere gifsoorten- lopen alle therapieën op niets uit.


De onderzoeker vat dat nog eens heel expliciet in haar boodschap samen: “Het gif heet vijandschap tegen Joden, het middel is de taal en de plaats van het delict is de dagelijkse communicatie.”


Onderschat vooral de rol van het spraakgebruik, de taal niet bij het antisemitisme. Taal beeldt niet alleen een realiteit uit, doceert Schwarz-Friesel, maar brengt die werkelijkheid ook maatgevend voort. Anti-Joodse ressentimenten in de hoofden van mensen belanden door de taal in de sociale en werkelijke wereld.


Van bagatellisering van verbale uitingen van Jodenhaat wenst de Duitse wetenschapper derhalve niet te weten. Uitspraken als “Het zijn maar woorden…” of “Zolang het niet omslaat in fysiek geweld” kunnen voor haar absoluut niet door de beugel. En terecht!


Evenmin zet ze de deur open naar de intentie of persoonlijke achtergrond van iemand die zich antisemitisch uit. Wat voor haar telt, is het gehalte van de gewraakte, verwerpelijke antisemitische uiting. Treurig genoeg kan Schwarz-Friesel daarbij putten uit een schier onuitputtelijk reservoir van grote variatie.


Ter illustratie een selectie uit de concrete voorbeelden van verbale Jodenhaat die zij aandraagt:


*een caissière in een supermarkt vermaant een voordringende, lastige klant niet “zo’n Joodse haast” te hebben;


*een student antwoordt op de vraag hoe een medestudent eruitziet: “Die met die Joodse neus”;


*een Joodse man met keppeltje hoort op een busstation: “Wij zijn hier niet in Israël.”;


*een doorgaans vriendelijke, behulpzame buurman trekt een pijnlijk gezicht als het gesprek op Israël komt, hij begrijpt niet waarom men naar “zo’n regimeland van onrecht” reist en vraagt bij elke terugkeer van zijn Duitse buren van familiebezoek in Israël of het “schön in der Heimat war”;


*een scholier houdt bij een klasgenoot een aansteker aan diens oor, laat er gas uitstromen en vraagt: Weet je wat dit is? Originalton Auschwitz.”; (spreekt ook onvertaald voor zich)


*in een discussie vergelijkt een politiek linksgeoriënteerde persoon de Israëlische checkpoints bij de grens met de Palestijnse gebieden met het selectie perron in Auschwitz en spreekt vervolgens van het “Israëlisch regime” en de “Palestijnse regering”;


*tieners zingen in de metro: “een metro bouwen wij, een metro naar Auschwitz…”;


*de linkse burgemeester loopt bij elke demonstratie tegen rechts vooraan, maar heeft geen tijd om in zijn stad aan een symposium over actueel antisemitisme deel te nemen en noemt Israël en passant “een bezetterstaat”;


*een universitair docente in de sociale wetenschappen in Berlijn post uitgerekend op de gedenkdag van de Holocaust: “De volkerenmoord van de Joden op de Palestijnen gaat nog altijd door.”;


*de chef van een particuliere koeriersdienst snuift na werktijd openlijk naar een chauffeur waarvan hij weet dat die Joods is en zegt tegen hem: “Je ruikt sterk. Heb je dat niet eens zelf gemerkt met die grote neus van je?”;


*een Joodse hoogleraar verzoekt vriendelijk om een commissiezitting niet op de hoogste Joodse gedenkdag van Jom Kippoer te houden en krijgt ten antwoord: “Collega, u bent hier wel in Duitsland!”;


*BDS-activisten op een Berlijnse universiteit beschimpen deelnemers aan een workshop over tegen Israël gerichte Jodenhaat met de woorden “Zionistenpack” en “Faschisten”.


Prof. Schwarz-Friesel spreekt hier van “spraak structuren” die door de eeuwen heen het beeld van “de Joden” stempelen en die ook door de Shoah niet zijn stukgeslagen. “Hun macht en werking wordt tot op heden onderschat. Bovendien zijn er intussen talrijke zoete omhullingen in omloop zoals “vrijheid van mening”, “open debatcultuur” of “kritiek” die de giftige semantiek versluieren.”


Het verschijnsel afdoen met “Het is slechts taal en geen reëel geweld” miskent niet alleen de bepalende rol van taal bij het ontstaan, doorgeven, verbreiden en opslaan van anti-Joods gedachtegoed, maar ook dat antisemitisch taalgebruik de potentie heeft naar non-verbaal geweld over te gaan. “Geweld ontstaat altijd in het hoofd”, aldus de Duitse hoogleraar. “Geweld is de realisatie van destructieve gedachten en negatieve gevoelens.”


Daarom is het voor prof. Schwarz-Friesel evident dat “wij ons niet alleen zorgen moeten maken over aanslagplegers, de schenners van monumenten en begraafplaatsen, over degenen die vlaggen verbranden, maar juist ook en precies over “taaldaders” en geestelijke brandstichters die door middel van antisemitische uitingen het gif telkens weer de wereld indragen en dat gif met elke vijandige verbale uitlating tegen de Joden consolideren en intensiveren”.


En, zo waarschuwt ze nadrukkelijk, het zijn geenszins slechts de extremistische randen van de samenleving waarover wij bezorgd moeten zijn. Zij zijn niet de voedingsbodem voor anti-Joodse gedachten en gevoelens. Hoe vaak dat ook wordt beweerd, dat maakt het niet meer waar! “De lange geschiedenis van Jodenhaat toont het aan: het waren en zijn steeds de goed opgeleiden uit het midden van de maatschappij die bijzonder invloedrijk en aanhoudend als geestelijke pioniers en gifmengers ageren.”


Een citaat om dezer dagenlang en goed over na te denken in Europa, in Nederland.


N.a.v. Monika Schwarz-Friesel, Toxische Sprache und geistige Gewalt – Wie judenfeindliche Denk- und Gefühlsmuster seit Jahrhunderten unsere Kommunikation prägen, Narr Francke Attempto Verlag, Tübingen, 2022.


Bas Belder, historicus











































210 weergaven0 opmerkingen
bottom of page