top of page
  • Bas Belder

Ik ben het antwoord op de vraag van mijn vader waarom hij als enige van zijn familie moest overleven


Donald Pagrach


“Kijk, weer een uitnodiging!” Donald Pagrach (76) laat de mail zien. Een islamitische school meldt zich voor een gastles van de bekende Joodse Gouwenaar. Het enthousiasme is in zijn ogen te lezen.


Hoe beschrijft u zich?


Ik ben geboren in 1946, dus na de oorlog. Ik kom uit een Joods gezin. Mijn vader en moeder hebben duizend dagen ondergedoken gezeten bij een zeer gereformeerd gezin. In de oorlog zijn er twee zussen geboren, na de oorlog kwam ik en daarna nog drie kinderen. Ik ben opgegroeid in een heel mooi gezin met een fantastisch goede opvoeding. Dat constateer je pas als je ouder bent. Mijn vader en moeder hebben nooit over de oorlog gesproken. Never!


Bewust?


Nou bewust… Ze konden het ook niet. Ze waren zoveel familie kwijtgeraakt. Daar konden ze ook niet over praten.


Hoeveel familieleden zijn door de nazi’s vermoord?


Aan moeders kant ‘maar’ twee, van vaderszijde 52 Pagrachen. Op het monument in Amsterdam staan al hun namen. Zij woonden in Rijssen en Dronten. In maart hebben we in Rijssen Stolpersteine geplaatst voor de vader en moeder van mijn vader, mijn opa en oma dus, en zijn drie zussen en een broer. De meesten zijn vermoord in Auschwitz.


Na duizend dagen onderduik en een onpeilbaar diep verlies aan dierbare familieleden moesten uw ouders voor een groeiend gezin zorgdragen.


Mijn vader en moeder wilden dat hun kinderen het beter zouden krijgen dan zij. Dat is goed gelukt, hoewel niemand dokter of advocaat is geworden, wat mijn vader graag wilde. Ik ben zelf in de automatisering terechtgekomen, heb ook twintig jaar les gegeven en eindigde mijn werkzame leven als directeur van een softwarehuis voor paramedici in Waddinxveen, dat van de grond af is opgebouwd en nu de grootste is in Nederland.


Elk voorjaar verzorgt u in Gouda Stolperstein wandelingen voor leerlingen van basis- en middelbare scholen. Over die Stolpersteine schreef de vroegere stadsdichteres Inez Meter de versregel: “In hun namen keren zij weer”. Uit uw hart gegrepen?


Absoluut! Ik heb Inez Meter nog meegemaakt. Ze is vorig jaar overleden. Een fantastische vrouw! Ruim in de negentig. Ze was er altijd bij als er Stolpersteine werden geplaatst. Haar gedicht over de Stolpersteine hangt aan de muur van het Joodse Poortje in Gouda en wordt nog heel vaak aangehaald of voorgedragen.


De maand april staat in het teken van Stolpersteinwandelingen in Gouda. Als het aan u ligt, zo heb ik begrepen, gebeurt dat het hele jaar door.


Jazeker! Ik heb een concept, een drieluik ontwikkeld dat bestaat uit herdenken-gedenken-bedenken. Herdenken gaat over de slachtoffers van de oorlog. Bij gedenken staan we stil bij wat de oorlog ons heeft gebracht. Een van de belangrijkste gevolgen is in mijn ogen het ontstaan van de staat Israël. Bedenken is: hoe gaan we voorkomen dat er weer oorlog komt? Dat drieluik gebruik ik ook in mijn gastlessen. Ik begrijp dat scholen in de maanden maart, april en mei stilstaan bij de Tweede Wereldoorlog, maar mijn verhaal, het drieluik, kan ik het hele jaar door vertellen.


Hoe pakt u zo’n gastles aan?


Oorlog, zeg ik, gaat altijd tussen mensen. Mensen tegen mensen. Niet tussen mensen en dieren. Mensen zoals jullie. Dan vraag ik: “Gaan jullie dat ooit doen?” “Nee! Nee!”, roepen ze vervolgens. “Beloofd?!”, reageer ik weer. “Nou, jullie onderwijzers zijn mijn getuigen.” Op deze wijze probeer ik de kinderen verantwoordelijkheid bij te brengen.


Oorlog betekent het verlies van je vrijheid, vertel ik de kinderen aan de hand van de twee jaar en negen maanden die mijn ouders hebben ondergedoken gezeten. Als er een razzia was, lagen mijn ouders onder tapijten boven op een kast in het pikkedonker.


Ik ga ook wel voor de deur van de klas staan en zeg: “Deze deur gaat nu op slot en gaat pas weer over drie jaar, begin 2026, open. Niemand weet dat jullie hier zitten. En als dat wel zo is, word je verraden en opgepakt. Jullie weten niet of je ouders nog leven en die weten evenmin of jullie nog leven.” Zo probeer ik ze duidelijk maken wat onderduiken betekent, de beroving van al je vrijheid!”


Dat slaat aan bij de leerlingen?


Ze willen veel van de oorlog weten. Het is ook muisstil! Anderhalf uur lang. Onderwijzers zeggen mij: “Dat lukt ons niet.”


Na afloop van de gastles, laat ik de scholieren op een velletje opschrijven wat ze vooral hebben onthouden. Meestal zijn dat zulke details als het moment waarop mijn zusje op het schuiladres de gordijnen opendoet en vrolijk naar een Duitse soldaat zwaait waarop die vriendelijk terugzwaait.


Mijn belang bij gastlessen is te werken aan een vreedzamere wereld. Dát is mijn belang! Te beginnen bij de kinderen van klas 8. Dáárom geef ik daar die gastlessen. Joden zijn net zoals jullie, gewoon mensen, luidt op scholen mijn boodschap tegen de haat. Ik treed trouwens overal op, ook op universiteiten. Volle bak in Eindhoven!


Ik las van u de uitspraak: “Mijn vader heeft zich de rest van zijn leven afgevraagd waarom hj als enige mocht overleven.”


Hij heeft zich zijn hele leven schuldig gevoeld. “Waarom moest ik overleven?”, was zijn grote vraag. Naast zijn andere kinderen ben ik dé reden. Het antwoord zit hier!

Bij het leggen van de Stolpersteine voor mijn grootouders in Rijssen heb ik het kaddiesj, het gebed voor de doden, gezegd. Dat was natuurlijk nog nooit gebeurd. Ze hebben nooit een graf gekregen. Ik heb dat niet namens mijn vader gezegd, maar áls mijn vader! Als het antwoord op zijn prangende vraag: “Waarom moest ik overleven?” Ik ben de reden, want ik vertel zijn levensgeschiedenis door. Ik ben de reden dat hij het heeft overleefd. Zo ervaar ik dat. En ik voel en weet dat hij dat ook voelt en weet.


Een goddelijke beschikking…


Jij mag dat invullen zoals je wilt. Anderzijds heb ik in mijn leven ook dingen meegemaakt die je als zodanig zou kunnen benoemen.


Bas Belder, historicus


357 weergaven0 opmerkingen
bottom of page