top of page
  • Bas Belder

Openlijk antisemitisme is in Europa een taboe, daarom wordt de collectieve Jood op de korrelgenomen


Geen mens fantaseert over een “Afrikaanse wereldsamenzwering”, schrijft antisemitisme-onderzoeker prof. dr. Stephan Grigat. Hoe anders ligt dat met al die antisemitische hallucinaties over een “Joodse wereldsamenzwering” in verleden en heden.


In een eerste uitgave van “working papers” van het Centrum voor Antisemitisme- en Racismestudies (CARS te Aken) biedt zijn co-leider prof. dr. Stephan Grigat in “Kritik des Antisemitismus heute” (Antisemitismekritiek vandaag) een diepgravende introductie in het kwaad van Jodenhaat.


Meteen al zet Grigat de toon voor een wetenschappelijke benadering van het fenomeen antisemitisme. Dat kan niet belangeloosheid zijn. Als je je als academicus met Jodenhaat bezighoudt, impliceert dat noodzakelijkwijs een veroordeling van antisemitisme.


Hoe diep je ook poogt door te dringen in het bewustzijn van een antisemiet of hoe gedetailleerd je de historie van antisemitisme naverteld, aldus Grigat, uiteindelijk stuit je verbijsterd op “de projectieve waan van Jodenhaat, waar praktisch tegenop moet worden getreden”.


In dezelfde zin formuleert Maxmilian Gottschlich, auteur van een “Pleidooi voor een nieuwe christelijke solidariteit met het Jodendom”, het ultieme doel van antisemitisme-onderzoek: “In waarheid is er tenslotte slechts een enkel fundamenteel motief om zich met antisemitisme bezig te houden: verzet bieden aan Jodenhaat.”


Grigat beschouwt het als de taak van elke antisemitisme kritiek om de samenhang tussen antisemitisme en de maatschappij waaruit Jodenhaat voortkomt, zichtbaar te maken. “Tegelijkertijd geldt echter te verduidelijken dat deze samenhang niet deugt ter verontschuldiging van de antisemieten, noch van de samenleving”, voegt hij er direct aan toe.


Een kritische kanttekening plaatst de hoogleraar bij de in academische kringen heersende opvatting dat Jodenhaat voortvloeit uit gebrek aan kennis over Joden, Jodendom of de Joodse staat. Ook veel politieke programma’s ter bestrijding van antisemitisme gaan trouwens van deze veronderstelling uit.


Was dat maar het kernprobleem, verzucht Grigat. Hij keert zich overigens beslist niet tegen kennisoverdracht. Integendeel! Hoe meer open dagen in synagogen of reizen naar Israël, des te beter. “Men moet zich echter daarbij bewust blijven dat het antisemitisme daarmee niet uit de wereld te helpen is omdat het bij Jodenhaat om een omvattende wereldbeschouwing draait, de projectie van een waanidee.”


Instructief is evenzeer hoe Grigat racisme kritiek onderscheidt van antisemitisme kritiek. Kortom, een kritiek op de vaak klakkeloze gelijkstelling van racisme en Jodenhaat. En dan gaat het de onderzoeker er niet om dat Jodenhaat meer bestreden dient te worden dan racisme. Nee, het gaat erom te zien hoe racisme en antisemitisme verschillend functioneren in de samenleving. Want zo kunnen beide verschijnselen ook beter bestreden worden.


Wat is dan het onderscheid tussen racisme en antisemitisme? Racisme keert zich tegen ‘minderwaardigen’, betoogt Grigat, terwijl antisemitisme ‘meerderwaardigen’ als doelwit kiest. Gelden de slachtoffers van racisme als machteloos, zo niet de slachtoffers van antisemitisme, hen wordt daarentegen almacht toegedicht. Beheersen Joden niet in de ogen van hun haters de gehele wereld?! Daartoe zijn de slachtoffers van racisme in de ogen van hun belagers helemaal niet in staat. “Anders geformuleerd”, zo stelt Grigat, “geen mens fantaseert over een ‘Afrikaanse wereld samenzwering’.”


Treffend typeert Grigat hoe het tot het wezen van het antisemitisme behoort om Joden in een uitzichtloze situatie te manoeuvreren. Haat treft zowel de rijke als de arme Jood. Het peilen arsenaal van de antisemiet is rijk gesorteerd. Geassimileerde Joden deugen in zijn optiek evenmin als traditiegetrouwe Joden. Wordt de eersten verweten als achterbakse ondermijners van de volksgemeenschap te opereren, zo heten religieuze Joden onverbeterlijke zonderlingen.


“Wat Joden ook mogen doen, ze leveren antisemieten alleen maar nieuw materiaal ter illustratie van hun waan”, besluit Grigat. En past het gedrag van een Jood eens niet in de beeldenwereld van de antisemiet, dan rijst het vermoeden van een bijzondere verraderlijkheid van Joodse kant om diens ware bedoelingen te camoufleren.


Na een korte behandeling van rechts en links antisemitisme, gaat Grigat uitgebreid in op anti-zionisme en Israël-antisemitisme (Jodenhaat geprojecteerd op de Joodse staat). Hij vindt namelijk dat “de analyse van de geopolitieke reproductie van antisemitisme in antizionisme” vandaag een van de centrale taken van het wetenschappelijk onderzoek naar wereldwijde Jodenhaat dient te zijn.


Neem bijvoorbeeld de vaak geopperde bewering in de discussie over het Israëlisch-Palestijns conflict dat het antisemitisme in Arabische en islamitische landen het resultaat zou zijn van de stichting van Israël. Dat klopt gewoonweg niet met de historische feiten. En dat moet dan ook op alle onderwijsniveaus worden ingebracht, benadrukt Grigat. Het omgekeerde is immers het geval: “Het Arabisch en islamitische antisemitisme moet als een van de centrale oorzaken van dit conflict worden uitgewerkt. In veel aspecten is deze Jodenhaat niet het gevolg, maar de grond van het conflict en stempelt dat maatgevend tot op vandaag.”


Wetenschapper Grigat pleit ervoor om de geschiedenis van de Joodse staat en de conflicten in de regio sterker te integreren in antisemitisme kritiek. Op deze wijze kunnen anti-Israëlische historische voorstellingen of verwrongen verhalen over het Midden-Oosten met de wapens van de feiten worden weerlegd. Daartoe moet er in het academisch onderzoek meer aandacht komen voor expliciet tegen Israël gerichte Jodenhaat. Nederlandse universiteiten aan de slag!


Openlijk antisemitisme is in Europa een taboe, analyseert Grigat, “daarom wordt de collectieve Jood op de korrel genomen, dus Israël”.


De CARS-studie stipt nog een ander onderbelicht aspect aan in de actuele debatten over zionisme en antizionisme. En dat betreft dan het samengaan van traditioneel antisemitisme en expliciet antizionisme binnen het nationaal-socialisme. Vanaf het begin speelde dat. De toonaangevende tekst over zionisme komt van Alfred Rosenberg. Hij diskwalificeerde het project van Joodse staatsvorming als “staatsvijandig” in 1938.


Hitler achtte de Joden enerzijds niet in staat tot opbouw van een staat (“gebrek aan eigen productieve capaciteiten”), maar mocht hen dat anderzijds gelukken, dan zou dat “de echte staten” in het ongeluk storten. In een rede van 1920 sprak Hitler dat die “hele zionisten staat niets zou worden dan de laatste voltooide hogeschool van hun internationale schooiers streken”.


Om maar meteen in de Duitse geschiedenis te blijven, is die afkeer van zionisme allesbehalve exclusief nazistisch. Let wel, de KPD (Communistische Partij Duitsland) tekende daar in het jaar 1933 evengoed voor. Saillant is dat er talrijke parallellen zijn te trekken tussen de antizionistische posities van de KPD en het hedendaagse antisemitisme, gecamoufleerd als ‘Israël Kritiek’. Het aanwijzen van deze opvallende historische continuïteit danken we aan de recente studies van Olaf Kistenmacher. Kortom, deze vorm van Jodenhaat is allerminst nieuw, sterker nog heeft zeer lange historische wortels!


Begin jaren dertig van de vorige eeuw plaatste de KPD zionisme op één lijn met nationaal-socialisme. In 1932 publiceerde de KPD een programmatisch geschrift onder de titel “Kommunismus und die Judenfrage” (Communisme en het Joodse vraagstuk). Daarin heette het dat de partij “het zionisme evenzeer bestrijdt als het Duitse fascisme”.


Wat betekende deze theorie in de politieke praktijk? Dat de KPD bijvoorbeeld de herhaalde pogroms op de Joodse gemeenschap in het Britse mandaatgebied Palestina in de jaren twintig openlijk ondersteunde als “een anti-imperialistische opstand”.


Antisemitisme-expert Grigat besteedt ook ruim aandacht aan Jodenhaat van islamitische signatuur. Hij beschouwt deze vorm van antisemitisme als “een van grootste uitdagingen voor de antisemitisme kritiek”. Dat geldt zowel voor Jodenhaat onder moslims in Europa als in wereldwijd perspectief. En dat beperkt zich evenmin tot radicale, fundamentalistische en jihadistische uitingen van de islam, maar gaat evenzeer op voor orthodox-conservatieve moslim woordvoerders.


In het spoor van wijlen prof. Robert S. Wistrich, een vermaard kenner van het fenomeen antisemitisme, noemt Grigat de grote invloed van de huis-antisemiet van de zender Al Jazeera, Yusuf al-Qaradawi. Deze voorzitter van de Europese Raad voor Fatwa en Onderzoek heeft altijd opgeroepen tot de volledige uitroeiing van de Joden. Zo bad hij openlijk: “O, Allah, tel hun aantal en dood ze, tot op de allerlaatste toe.”


Al-Qaradawi komt voort uit de gelederen van de Egyptische Moslimbroeders. Een belangrijk brein uit die kring was Sayyid Qutb. Hij publiceerde in 1950 het pamflet “Onze strijd met de Joden”, inspiratiebron tot op vandaag voor islamistische aanslagplegers. Qutbs geschriften werden door de huidige Iraanse Revolutie Leider Ali Khamenei in het Perzisch vertaald. Veelzeggend. Islamisten van soennitische of sjiitische snit vinden elkaar immers, bij alle theologische verschillen, steevast in genocidale Israël haat.


Uitgebreid staat Grigat stil bij wat hij “het eliminerend antizionisme” van het Iraanse regime noemt. Kortweg: de vernietigingsdrang van de ayatollahs jegens de Joodse staat. Drie punten moeten bij dit antisemitisme worden gethematiseerd: de traditionele Jodenhaat, de loochening en relativering van de Holocaust en de openlijke dreigementen met vernietiging tegen Israël, inclusief het daaruit voortvloeiende ageren van Teheran in de regio. In de geschiedenis van de Islamitische Republiek treden genoemde drie punten steeds op, waarbij in zekere fasen van de “Islamitische Revolutie” enkele aspecten sterker op de voorgrond staan.


Het westerse politieke uitgangspunt van een afweging van kosten en baten gaat beslist niet op voor de Iraanse officiële vijandschap tegenover de Joodse staat, beklemtoont analist Reza Parchizadeh. Hij spreekt van “een apocalyptische attitude” bij het islamitische regime in Iran. Herhaaldelijk hanteert dat de slogan: “Israël moet van de aardbodem worden weggevaagd”. Echter, dat is niet simpel een leus, “maar het regime heeft daar principieel ook naar gehandeld en blijft dat doen”.


Stephan Grigat wijst erop dat het Iraanse regime weliswaar uit diverse, nu en dan elkaar sterk vijandig gezinde fracties bestaat, maar dat zij elkaar vinden in enkele fundamentele posities: radicale vijandschap jegens Israël en ondersteuning van terreurgroepen aan de grenzen van de Joodse staat.


Een blik op de huidige Iraanse regering spreekt boekdelen qua haar intrinsieke antisemitische portuur. Zo belichaamt minister van Binnenlandse Zaken, Ahmad Vahidi, als geen andere Iraanse toppoliticus het antisemitische karakter van het regime. Tot op vandaag prijkt deze Vahidi op de lijst van Interpol van personen naar wie een internationaal opsporingsbevel loopt. Hij wordt namelijk gezien als een van de hoofdschuldigen van de bomaanslag op het Joodse gemeenschapscentrum AMIA in Buenos Aires van 1994, waarbij 85 mensen werden vermoord. Hetzelfde geldt voor Moshen Rezaei, een hoge generaal bij de Islamitische Revolutionaire Garde die door president Ebrahim Raisi tot een van diens vice-presidenten is verheven.


Laten we intussen vooral de huidige Iraanse minister van Buitenlandse Zaken, Hossein Amir-Abdollahian, als antisemitische agitator niet overslaan. Op Twitter liet hij zich ongeremd gaan over Israël: “zionistische zwijnen”. Over de anti-Israëlische intenties van hem en president Raisi koestert Grigat geen illusies. Van hen valt een intensivering van de toch al massieve ondersteuning van de talrijke pro-Iraanse milities in de buurlanden van Iran en aan de grenzen van Israël te verwachten.


Bij de bestrijding van actuele Jodenhaat op mondiaal terrein, zeg antisemitisme kritiek, verdient de Islamitische Republiek Iran in het centrum van de aandacht te staan, poneert dr. Stephan Grigat volkomen terecht. Dit regime vormt immers een specifieke bedreiging van de Joodse staat en het Joodse volk. Het combineert een vernietigingsideologie van antizionisme annex een martelaarsideologie met het streven naar de technologie voor massavernietigingswapens. Voeg daarbij 120.000 raketten van de door Teheran gefinancierde Hezbollah die zonder uitzondering op Israël zijn gericht.


De CARS-paper “Kritik des Antisemitismus heute” verdient stellig een plaats op de literatuurlijsten van Nederlandse academische instellingen die zich met racisme en antisemitisme bezighouden. Tegelijkertijd zouden de Nederlandse politiek en de media er evenzeer kennis van moeten nemen. Duits mag toch geen barrière vormen…


Bas Belder, historicus


287 weergaven0 opmerkingen
bottom of page