Synagoge in Davos. Foto Wikipedia
“Wij Joden moeten fatsoenlijker zijn dan de rest”: klachten in Davos over orthodox-Joodse toeristen allesbehalve actueel
“Klopt het dat Joden stinken?” Die vraag kreeg de Zwitserse groothandelaar in koosjere chocolade en kaas, Simon Bollag (82), alweer dertig jaar geleden voorgelegd bij een gastles op school over Jodendom. “Kom maar ruiken”, raadde Bollag. “Nee, ze stinken niet”, constateerde de knaap.
Simon Bollag kent zijn pappenheimers, Jood en niet-Joods. Reden voor de Zwitserse krant Neue Zürcher Zeitung (NZZ) de orthodox-Joodse zakenman te vragen naar zijn mening over de gerezen spanningen tussen inwoners van het Zwitserse vakantieoord Davos en Joodse vakantiegangers.
Directe aanleiding voor het gesprek vormde de klacht van de toerismedirecteur van Davos over “de vrome toeristen” (NZZ) in de plaatselijke pers. Gaat het daarbij om culturele misverstanden of om antisemitisme?
Bollag kijkt in elk geval totaal niet op van alle krantenkoppen. Ruim veertig tot vijftig jaar geleden had hij al een vakantiewoning in Davos. Met alles koosjer erop en eraan. Ook toen heersten er dezelfde hatelijke debatten over het gedrag van orthodox-Joodse gasten. “Ik heb er destijds zowel in de Joodse als Zwitserse pers over geschreven. Waarop een Joodse vakantieganger vooral moet letten.” In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw vertoefden er wel 5000 op hetzelfde tijdstip in Davos.
Evenals nu rezen er in de 20e eeuw vooral spanningen tussen de lokale bevolking en orthodoxe-Joden uit het buitenland. Maar al te bekend voor Simon Bollag. Het betrof met name gasten “uit een bepaald gebied”, zegt hij diplomatiek. Openhartig vervolgt hij: “Wij hadden met hen ook problemen in de synagoge. Ze dachten dat de hele wereld van hen was. Iedereen moest naar hun pijpen dansen. De gebedsboeken lieten ze gewoon liggen in plaats van netjes terug te leggen. In winkels dringen ze voor. Je hebt overal zwarte schapen.”
Vanwaar dit mentaliteitsverschil tussen Zwitserse orthodoxe Joden en geloofsgenoten uit andere landen, wilde de NZZ van Bollag weten. De groothandelaar wijst erop dat deze Joodse toeristen uit bepaalde gebieden in Israël, de VS of België in grote gemeenschappen samenleven. Zij blijven onder zichzelf, hebben beroepsmatig, noch privé veel contact met de buitenwereld. “Ze zijn de omgang met een niet-Joodse omgeving niet gewend. In Zwitserland zijn er zulke parallelle samenlevingen niet of in veel geringere mate. Wij leven midden onder andersgelovigen of seculieren. Iedere, nog zo religieus geklede Zwitserse Jood kent precies de gewoonten van het land. En hij wil niet negatief opvallen.”
Of Bollag zich de klachten van de toerismedirecteur van Davos –respectloos, onachtzaam gedrag van een deel van de orthodox-Joodse gasten- kan voorstellen? In zekere zin is dat voor hem inderdaad het geval. “Maar het stoort mij wanneer iemand generaliserende of abstracte beschuldigingen uit”, laat Bollag er direct opvolgen.
De orthodoxe Jood uit Zürich weet dat feilloos te benoemen. “Kritiek is altijd geoorloofd, zolang zij niet iemand in de hoek zet, niet generaliseert en stigmagtiseert. Zolang men niet zegt: Jij doet dat omdat je Jood bent, omdat je zwart bent of omdat je een andere taal spreekt.”
Bollag concretiseert dit onderscheid meteen: wanneer bijvoorbeeld een inwoonster van Davos in een lezersbrief aan de pers schrijft dat zij zich tegenover “de massa” van Joodse gasten ongemakkelijk voelt en vervolgens meent dat alle Joden moeten verdwijnen. Dat ongemak bij de ontmoeting met een grote, gesloten groep, herkent hij. Menselijk. Echter, het tweede deel van haar schrijven, die oproep dat Joden weg moeten blijven, noemt Bollag onomwonden pure Jodenhaat, “dat gaat niet”.
In het gesprek met de Zürcher groothandelaar loopt de NZZ de hele inheemse klachtencatalogus over orthodox-Joodse toeristen in Davos langs. De irritaties gaan over afval weggooien tijdens wandelingen, sjoemelen met leeftijden van kinderen bij het kopen van treintickets, niets consumeren in eetgelegenheden, maar wel het toilet gebruiken, niet groeten onderweg, geen plaats maken voor tegemoetkomende wandelaars op trottoirs en bergpaden…
Bollag kent al deze klachten op z’n duimpje en gaat er heel genuanceerd mee om. Geen goed woord natuurlijk voor sjoemelen met leeftijden. Hij maakte dat eens mee en kafferde de schuldige uit: “Jij maakt je hele volk te schande. Nu heet het weer: de Joden zijn bedriegers.”
Juist deze anti-Joodse generalisatie van het verkeerde gedrag van een individuele Jood brengt Bollag tot een ontnuchterende, maar al te reële levenshouding als orthodoxe Jood: “Hoe oneerlijk het ook is, wij mogen ons minder veroorloven dan anderen. Geef vooral geen aanleiding dat ze weer kunnen zeggen: “Typisch Joden!’ Doet Hans Meier iets doms, dan zijn het niet “de christenen”, maar Hans Meier. Doet Simon Bollag iets doms, dan zijn het beslist “de Joden”. Wij moeten fatsoenlijker zijn dan de rest. We hebben geen andere keuze.”
Enkele jaren geleden ontstond enorme ophef om een hotel dat de Joodse gasten verzocht voor gebruik van het zwembad zich eerst te douchen. Het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken sprak van een “antisemitische handeling van de ergste soort”.
Terechte verontwaardiging, vraagt NZZ aan insider Bollag. Die stelt fijntjes een tegenvraag: “Hoe heeft het hotel dat verzoek precies geformuleerd?” En die luidt: “Aan onze Joodse gasten. Neemt u alstublieft voor het zwemmen een douche”. Hier ligt exact het probleem, repliceert Bollag: “Dat mag je niet schrijven, nooit! Er stond niet: Aan onze gasten, graag douchen voor het baden. Nee, het zijn de Joden, die niet douchen. De aantijging dat Joden onrein zijn, is een van de oudste antisemitische clichés. En het is belachelijk.” En passant verwijst hij naar de Joodse mikwe, het rituele dompelbad. “Daar gaan wij regelmatig heen. Natuurlijk neem je dan vooraf een douche.”
De orthodox-Joodse grossier uit Zürich wenst de anti-Joodse stemming in Davos absoluut niet te bagatelliseren, laat staan te ontkennen. Als enige oplossing ziet hij een wederzijdse inspanning tot wederzijds begrip voor elkaars leefwijze. En ja, zo voegt hij er als goed zakenman aan toe: als puntje bij paaltje komt, trekken de inwoners van Davos uiteindelijk liever profijt van Joodse gasten.
Voor die laatsten, met name de orthodoxen, heeft geloofsgenoot Bollag trouwens ook een goede raad in petto: “Wij Joden houden graag van gunstige dingen, welnu een groet is zelfs gratis! In de Talmoed staat uitdrukkelijk dat je iedereen moet groeten. Dat geeft vreugde.”
Bas Belder, historicus
Kommentare