top of page
  • Bas Belder

Over de redder van Hitlers stem, hét machtsinstrument van de Führer


Het graf van Carl Otto von Eicken. Foto via Wikipedia Commons


“Ik was zijn arts en niet zijn moordenaar”, antwoordde de Duitse keel-, neus- en oorarts Carl Otto von Eicken (1873-1960) na de oorlog op de vraag van een Russische geheime agent waarom hij zijn prominentste én notoirste patiënt, Adolf Hitler, niet had omgebracht.


Tien jaar lang behandelde medisch specialist von Eicken de stembanden van de Führer. In brieven aan zijn nicht Marie Steneberg schreef hij over zijn persoonlijke ontmoetingen met Hitler. Deze correspondentie is ontdekt door een Zwitserse nazaat van von Eicken, de student Robert Doepgen, en nu voor het eerst naar buiten gebracht. Zij is door specialisten geverifieerd en voor waar bevonden. De Neue Zürcher Zeitung (NZZ) am Sonntag kreeg inzage in de brieven.


De ontdekking van de brieven van Carl Otto von Eicken begon met een geschiedenisles van gymnasiast Robert Diepgen. De leraar vertelde over Hitlers lijfarts Theodor Morell. Bij Doepgen ging een lampje branden. Had niet een van zijn voorouders Hitler behandeld? Toch een uitgelezen onderwerp voor zijn eindexamenopdracht!


Zo toog de gymnasiast met hulp van zijn moeder, de journaliste Valerie Wendenburg, enthousiast aan de slag met een gedegen historisch onderzoek naar de rol van zijn overovergrootvader in Hitlers Derde Rijk. Daarbij dreef hem de vraag of von Eicken niet anders had moeten handelen.


Maar dat gebeurde bepaald niet. En zo opereerde von Eicken de aan heesheid lijdende Führer op 23 mei 1935 voor de eerste keer aan een groot poliep op diens stembanden. De ingreep in de Rijkskanselarij in Berlijn “verliep ongewoon gladjes” schreef hij nicht “Mariechen”.


Dat Hitler zich medisch geheel op von Eicken verliet, hing ongetwijfeld samen met de grote reputatie die de keel- en neus- en oorarts genoot. Als hypochonder, bezeten van de panische angst jong te sterven, omringde de Führer zich weliswaar met vele medici, maar hij bouwde in feite geheel op von Eicken, zijn medische reddingsboei, “de enige die het kan”.


Von Eicken onderzocht Hitler op 15 mei 1935 voor de eerste keer. De Führer was er destijds van overtuigd zwaar ziek te zijn. “Als er iets kwaadaardigs is, moet ik dat absoluut weten”, zei hij tegen von Eicken, die dat weer letterlijk doorbriefde aan Mariechen.


Na de geslaagde ingreep aan Hitlers stembanden van 23 mei 1935 toonde de Führer zich zo opgelucht dat hij von Eicken vrolijk op diens dijbeen sloeg. Daarop volgden tientallen consultaties en ontmoetingen tussen beiden tot op Hitlers dood.


Voor Hitler en de nazi-top was het doorslaggevende politieke gewicht van diens stem evident. Vandaar ook het belang dat zij hechten aan de geneeskundige kwaliteiten van von Eicken.


Hitler is dankzij zijn stem groot geworden, onderstreept ook historicus Thomas Weber (Universiteit Aberdeen), die intensief onderzoek deed naar Hitlers jeugdjaren en politieke opgang. Hitler was een toneelspeler, analyseert Weber, “eigenlijk een onzekere man die onder zijn uiterlijke verschijning leed en die zich met zijn stem ensceneerde.”


Zijn macht fundament legde Hitler grotendeels met meeslepende redevoeringen, valt de Zwitserse historicus Jörg Fisch vakcollega Weber bij.


Logisch dat Hitler zijn stem, zijn politiek kapitaal, toevertrouwde aan een eminent medicus als Von Eicken. Die opereerde de Führer op 22 november 1944 voor een tweede maal aan een poliep op de stembanden. Een maand later zocht Von Eicken Hitler op in diens hoofdkwartier “Adlerhorst” en was verrast te zien hoe goed het hem weer ging.


“Wij dronken tegen middernacht een sekt van de Führer”, las nicht Mariechen in een volgende brief. “De Führer schepte elke dag een frisse neus. Hij kreeg weer rode wangen en sliep ook beter. Ik was voor het laatst op 30-12 bij hem en kon hem voor geheel genezen verklaren. Hij straalde.”


Het laatste contact dat Carl Otto von Eicken met zijn jarenlange patiënt Adolf Hitler had, vond postuum plaats. Geloofwaardige bronnen bevestigen dat na Hitlers zelfmoord op 30 april 1945 en de verbranding van zijn lijk, diens gebit werd veiliggesteld voor identificatie. Blijkbaar herinnerde men zich Hitlers kno-arts en bezorgde hem de tanden van de Führer ter verificatie. Echter, von Eicken verwees daarvoor naar de langdurige tandarts van Hitler, Hugo Blaschke.


Het historisch onderzoek van Robert Doepgen naar de bijdrage van voorvader Carl Otto von Eicken aan Hitlers medisch dossier is pakkend neergeschreven door Sacha Batthyany in de editie NZZ am Sonntag van 5 juni 2022. Zo ook een persoonlijk gesprek met Doepgen. De laatste noemt von Eicken “een onpolitiek mens”, maar “als medicus trots om Hitler te behandelen”.


Doepgen heeft zich tijdens zijn historische recherche steeds de vraag gesteld: Wat zou er gebeurd zijn als de arts von Eicken zijn scalpel bij de behandeling van Hitler anders had gehanteerd...? “Ik zou dan ook niet hier zijn”, zegt hij resoluut tegen interviewer Sacha Batthyany. “Zij zouden mijn hele familie hebben uitgeroeid.”


Veelzeggend is het slot van de bijdrage van Batthyany. Robert Doepgen stuurde april dit jaar de schriftelijke neerslag van zijn onderzoek naar voorvader Carl Otto von Eicken aan alle familieleden. Zij zouden elkaar immers treffen bij een familiefeest. Robert wachtte gespannen op hun reacties. Die kreeg hij nauwelijks. “De nakomelingen van de arts die Hitlers stem genas en waarmee hij zijn hetze bedreef, zij verstomden”, besluit NZZ am Sonntag.


Bijzonder informatief is evenzeer het begeleidende interview dat de NZZ am Sonntag voerde met een groot kenner van de nazi-periode, prof. Richard J. Evans (Cambridge University). Hij twijfelt geen moment aan de authenticiteit van de brieven van Carl Otto von Eicken aan zijn nicht: “De feiten zijn bekend. Wij wisten van de beide operaties die Hitler onderging vanwege overmatige inspanning van de stembanden. Hij heeft te veel gesproken. Deze brieven kenden we echter tot dusverre niet. Ze zijn in hoge mate interessant. Ze bevestigen de angst die Hitler had voor strottenhoofdkanker. En dat vanwege het feit dat de Duitse keizer Friedrich III daaraan was overleden in 1888. Dat had Hitler, een hypochonder, steeds in het achterhoofd.”


Evans heeft overigens wel een interessante omissie in de brieven van Von Eicken opgemerkt. Nergens repte hij over de Parkinson-aandoening bij Hitlers linkerhand. “Hij moet dat gezien hebben.”


Voor de historicus uit Cambridge staat de beslissende betekenis van Hitlers stem voor diens politieke opkomst als een paal boven water. “Hij begon zijn redevoeringen meestal zacht en laadde zijn stem langzaam op tot emotionele intensiteit. En op het eind van zijn redevoeringen, bijvoorbeeld op de partijdag van 1934, dan schreeuwt en loeit hij nog slechts. Hitler oefende een grote emotionele invloed uit op zijn toehoorders.” Dat waren er in de jaren dertig regelmatig meer dan 40.000. “Hitlers stem stond centraal in zijn succes”, oordeelt Evans.


Vandaag de dag wordt dat toenmalige succes vaak niet begrepen. Evans snapt dat wel: het was een andere tijd, maar vergeet niet, zo stelt hij, dat Hitler wist hoe je een politieke rede hield. Geen nazi die hem daarin evenaarde, op wellicht Joseph Goebbels na. “Hitler wist zijn stem te laten variëren, langzaam en snel, zacht en luid, dat was een kunst.”


Maar hoe kon een hoogbegaafd mens als een Carl Otto von Eicken, een internationaal gereputeerde medische specialist nog wel, zo’n welhaast bijgelovige bewondering hebben voor Hitler? Ook op deze vraag heeft prof. Richard Evans een duidelijk antwoord paraat: “Von Eicken was geen politiek mens. Hij was een normale hoogopgeleide burger. Maar Hitler was het centrale brein van het rijk. Alle macht lag bij hem. De mensen moesten elkaar op straat met “Heil Hitler” begroeten. Hitler stond boven de mensen. Daarom trad ook een von Eicken hem met de grootste eerbied tegemoet. En het was de grootste eer, die hem ten deel kon vallen, om deze mens te mogen behandelen.”


Ondertussen acht Evan het onmogelijk dat von Eicken, die later beweerde geen antisemiet te zijn, geen weet had van de gruwelen die Hitler en de zijnen bedreven: “Nee, dat is niet mogelijk. In 1944 was de kennis over de misdaden in het oosten wijd verbreid, door terugkerende soldaten, door de buitenlandse propaganda.”


Bronnen voor dit artikel:


Sacha Batthyany en Peer Teuwsen, “Der Artz, der Hitlers Stimme rettete”, voorpagina NZZ am Sonntag, 5 juni 2022;


Sacha Batthyanny, “Ich war sein Arzt und nicht sein Mörder”, NZZ am Sonntag, 5 juni 2022;


Peer Teuwsen, “Adolf Hitlers Stimme stand im Zentrum seines Erfolges” – Interview mit Cambridge-Historiker Richard J. Evans, NZZ am Sonntag, 5 juni 2022.


Bas Belder, historicus











































166 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page