top of page
  • Bas Belder

“Haar niet vergoten tranen zullen tot het einde van mijn dagen in mijn hart vloeien”


Screenshot YouTube


“Papa, wees niet bang! Papa, maakt u geen zorgen.” De bijna laatste woorden van het zevenjarige Joodse meisje Halina Czechowicz voordat zij in het vernietigingskamp Treblinka van haar vader werd gescheiden.


Tachtig jaar geleden, om precies te zijn op 22 juli 1942, begonnen de Duitse bezetters met de deportatie van Joden uit het getto van Warschau naar Treblinka, waar ze vergast werden. Tot november 1943 vermoorden zij daar bijna 900.000 mensen uit de getto’s van het bezette Polen, verbranden de lijken en begroeven de as.


Deze gegevens zijn ontleend aan het indringende, aangrijpende boek “Der Kern des Holocaust – Belzec, Sobibor, Treblinka und die Aktion Reinhardt” van prof. Stephan Lehnstaedt, specialist voor Holocaust- en Joodse studies aan het Touro College in Berlijn.


Uit zijn studie, waarop we nog nader terugkomen in Israel Nieuws, komen ook de geciteerde, liefdevolle woorden van Halina. Op zijn beurt ontleent de Berlijnse historicus die weer aan Rachel Auerbach (1903-1976), “de grote historica en eerste kroniekschrijfster van Treblinka”.


Als overlevende van de Holocaust worstelde Auerbach met de verwoording van de onvoorstelbare dimensie van de nazimisdaden. Te groot was de leemte die de genocide had achtergelaten. Het kwam Auerbach voor dat ze niet opgewassen was tegen de opgave om de miljoenen recht te laten wedervaren, te gedenken en over hen te berichten.


In haar in 1947 verschenen publicatie “Op de velden van Treblinka” brengt Rachel Auerbach dat ook naar voren: “Onder degenen die in mijn verslag ontbreken, bevindt zich Halina Czechowicz, het zevenjarige meisje in Treblinka, het kleine Joodse meisje dat slechts weinige minuten voordat het stierf, groot geworden is.”


“Toen haar vader en zij uit elkaar gingen, legde zij het hoofd op zijn schouder, niet omdat ze aan zijn borst troost wilde zoeken, noch om voor een ogenblik de ogen te verbergen voor de dood die ze al gezien had. Nee, hij was het, haar vader, aan wie zij troost en kracht wilde schenken. “Papa, wees niet bang! Papa, maakt u zich geen zorgen!”, zei ze. En: “Hier is mijn horloge. Neem het! U zult in leven blijven en dus moet u het hebben.”


Het is dit ene moment, dit ene lot, dat voor Rachel Auerbach Treblinka symboliseerde: “Ook ik kan het kleine meisje horen en zien. De tranen die zij nooit vergoten heeft omdat zij niet wilde dat haar vader leed, zullen in mijn hart tot het einde van mijn dagen vloeien.”


Hoe waar en actueel is het wat Rachel Auerbach alweer ruim zeventig jaar geleden de wereld voorhield: “Het is de hoogste tijd om geschiedenis als deze een beetje beter te leren kennen.”


Denk aan de ontroerende, ultieme vaderliefde van de kleine Halina in het uur van haar zo vroege dood in Treblinka, “een plaats om te wenen en te bidden” (Lehnstaedt). Rachel Auerbach hoorde en zag haar in de geest.


In Yad Vashem kijken ontelbare kinderogen de bezoekers aan. En dan spreken we nog niet van de kinderen die de Holocaust overleefden, maar voor wie toen de oorlog pas werkelijk begon, zoals een “child survivor” getuigde. “Mijn oorlog begon in 1945, niet in 1940”, herinnerde zich het Nederlands-Joodse onderduikertje Maurits C. “Toen ik hoorde dat mijn vader, mijn moeder en mijn broers niet zouden terugkomen, daar begon voor mij de oorlog.”


Bas Belder, historicus



























280 weergaven0 opmerkingen
bottom of page