Screenshot YouTube
Of zij haar Israëlische en Nederlands-Joodse contacten maar even wilde aangeven. De primair klakkeloze universitaire navolging van het WOB-verzoek deed een Nederlands-Joodse docente emotioneel en lichamelijk enorm veel pijn.
Ontving u van de universiteit ook het WOB-verzoek van The Rights Forum? En zo ja, wat maakte/maakt dat bij u los?
Ik kreeg een mailtje van de decaan van mijn faculteit. Dit was een algemene 1-to-all mailing naar de afdeling. Of we contacten met Israëlische universiteiten en Joodse organisaties et cetera wilden doorgeven conform WOB.
Waar het eerste deel van het bericht wat informeel van toon was, kwam de rest direct over als een tekst die ‘geknipt en geplakt’ is uit een ander schrijven. Zo was het ook, want onderaan het bericht volgde een bericht gericht aan de decanen met precies dezelfde formuleringen. En in de bijlage stond de brief van The Rights Forum waar de formuleringen vandaan kwamen.
Dit bericht kwam als een bom die in je handen ontploft. Het leek alsof de wereld zich tegen jou keert, dat je terug in de tijd wordt gedropt.
Associaties die mij die bewuste avond bezig hielden, waren vooral emotioneel. Pratend herleefden mijn man en ik de hele avond de geschiedenis van 80 jaar geleden. Wat mij enorm verbaasde, was dat mijn lichaam heftig en toch wel langdurig reageerde. Ik was van woensdag tot zondag verkrampt, had continu een zware steen in de buik, sliep slecht en ieder mailtje, gesprek, iedere gedachte over de hele situatie ging gepaard met acute fysieke pijn. Vreemd om mee te maken.
In een column veroordeelde de Leidse hoogleraar Afshin Ellian het WOB-verzoek met de woorden: “Mij wordt gevraagd of ik de Joden in mijn werkomgeving wil aangeven aan mensen die in naam van de mensenrechten contacten met Joden willen onderzoeken. Een schaamteloze en gênante vertoning.”
Kunt u zich in deze resolute afwijzing van dit WOB-verzoek vinden? Vernam u uit uw directe universitaire werkomgeving gelijke of juist andere reacties?
Ik heb de column gelezen en zoals altijd tilt professor Ellian het gesprek op een hoog niveau. Dit waardeer en bewonder ik. Ik kan me hierin vinden, al was mijn eigen eerste reactie net iets anders. Ik las in dit verzoek niet direct dat er gevraagd is om Joden aan te geven. Voor mij was het verband tussen de universitaire wereld (in dit geval via contacten met Israëlische universiteiten) en propaganda (het woord dat in de vraag verwerkt was) niet verteerbaar.
Het in één zin verenigen van de staat Israel, universitaire wereld, Nederlands-Joodse organisaties en het leed van Palestijnse kinderen was en is voor mij niet acceptabel. Ik vind het niet acceptabel dat een Nederlandse, academisch geschoolde functionaris een dergelijke formulering als een verzoek om informatie beschouwt en bereid is actie onder de mom van WOB eraan te koppelen.
Ik vind het niet acceptabel en intimiderend dat een vraag over institutionele contacten (dus per se niet op individueel niveau maar op het niveau van een organisatie) uitgerekend niet op het niveau van de organisatie opgepakt wordt, maar naar alle medewerkers wordt doorgestuurd.
Dit is stigmatiserend, want hier lees ik een waarschuwing: “geen contacten met Israël of Joodse organisaties verder!” Dit is een foute houding.
Ik kreeg geen reacties totdat ik open over mijn eigen reactie op de mailing sprak. Er kwam zeker begrip voor mijn emoties. Later hoorde ik dat ook andere collega’s kritisch hebben gereageerd op dit zogenaamde informatieverzoek.
Hoofdredacteur van het NIW, Esther Voet, uitte eveneens scherpe kritiek op de houding van Nederlandse universitaire bestuurders: “Dat de academische bestuurders niet de wenkbrauwen fronsten, maar het verzoek in verkrampte paniek meteen doorstuurden
aan de medewerkers met de mededeling dat hieraan moest worden meegewerkt, is een levensgroot teken aan de wand. Zo werden zij medeplichtig. Meteen wordt duidelijk waarom Joodse en zogenoemde pro-Joodse studenten en academici zich steeds minder thuis voelen in de universitaire wereld.” Graag uw commentaar op dit citaat.
Volledig mee eens. Een verkrampte reactie op een ‘ongemakkelijke’ vraag. De eerste publieke reactie van de veertien universiteiten dat ze zich niet laten leiden door morele overwegingen, was voor mij een teken aan de wand dat we richting duisternis gaan. Daar kwam gelukkig een correctie op, jammer dat dit bijna twee weken later werd.
Afshin Ellian roept in zijn column de ministers Robbert Dijkgraaf en Dilan Yesilgöz op zich niet te verschuilen achter ‘wet is wet’!” inzake het WOB-verzoek van The Rights Forum. Is dit ook uw persoonlijke oproep?
Hierbij past een volmondig ja! En dan ook ingaan op waarom er morele en ethische bezwaren zijn én wat die precies zijn. Daar wil ik ook de academische integriteit aan toevoegen. Als je wetenschap bedrijft, ga je onderzoeksvragen zorgvuldig formuleren en onderbouwen. Dan ga je claims, die bestaan uit niet verenigbare zaken, niet als een serieuze vraag accepteren.
In dit verband moet ik denken aan de uitspraak van dr. Remko Leemhuis (directeur AJC in Berlijn) in de Duitse pers dat de strijd tegen Jodenhaat “in allereerste instantie de taak is van de niet-Joodse meerderheidsmaatschappij en de staat”. Valt u hem daarin bij en schort het daaraan juist ook in Nederland?
Ja. Ook los van dit pijnlijke voorval ben ik van mening dat de hele maatschappij zich dient te verzetten tegen zowel discriminatie, uitsluiting en geweld als tegen wegkijken, niet weten, niet nadenken.
Het leggen van struikelsteentjes /Stolpersteine is niet de taak van nakomelingen van de overlevenden, maar van de omgeving, van alle mensen en ook van maatschappelijke organisaties en gemeenten. Dit is een voorbeeld, een casus waarmee ik mijn standpunt slechts wil illustreren.
Ik kijk naar veel zaken vanuit mijn docent-zijn. Ik vind de vraag erg passend om aan studenten te stellen en ze op pad te sturen om onderzoek te doen en te leren.
Naam van de Nederlands-Joodse docente is bij de redactie bekend.
Bas Belder, historicus
Comments