top of page

'Moslimjacht' - een column van Rob Fransman

  • Rob Fransman
  • 4 uur geleden
  • 4 minuten om te lezen
ree

Screenshot


“Niet eerder in mijn leven voel ik me zo Joods als nu.” Zo eindigt Marcia van Gelderen haar zeer lezenswaardige artikel op Opiniez. Ze schrijft over de peuter die haar moeder was aan het einde van de oorlog. De volstrekte eenzaamheid en verlatenheid had op het hele leven van. haar moeder een destructieve invloed. Die zin zette me aan het denken.


Ik was precies zo’n peuter als Marcia’s moeder. Nou ja, geen peuter maar een kleuter, bijna vijf jaar in mei ’45, en ook mijn familie was verdwenen. Dat wil zeggen, mijn ouders, en aantal ooms en tantes en alles dat was aangetrouwd. En ja, er was eenzaamheid en verlatenheid al woonde ik de eerste jaren na de oorlog in huis bij een oom en tante die het wel hadden overleefd. Daar gong het helemaal niet goed en ik verhuisde naar de Bergstichting. waar ik mijn hele puberteit heb doorgebracht.


Een goed Nederlands: ik had een klote jeugd. Maar of die een destructieve invloed had betwijfel ik. Ikzelf vind in ieder geval van niet. Over het algemeen zijn de kinderen die onder de hoede van de naoorlogse Joodse kinderzorg vielen, goed terecht gekomen. Ik spreek af en toe nog wel eens een tijdgenoot, in Israël of hier.


De meesten van ons hebben het niet slecht gedaan en enkelen beter dan dat. Minstens drie van de Bergstichting-kinderen werden internationaal beroemde professoren, anderen slaagden in het zakenleven of werden iets medisch. De vorige week helaas overleden Frans Weisz z.l. schopte het tot internationaal erkend filmregisseur. Er waren er ook vast die het wellicht minder goed deden, hoewel ik er niet één kan noemen. En werkelijk destructieve invloed heb ik bij niemand die ik ken meegemaakt. De kinderen uit de drie verschillende Joodse weeshuizen kwamen uiteraard uit zeer verschillende milieus.


Toen de pubertijd voorbij was, had ik het wel gehad met dat Joods-zijn van me. Ik verborg het zorgvuldig, althans dat dacht ik. Op het hoogtepunt van de Koude Oorlog ging ik zelfs gehoorzaam in militaire dienst, hoewel ik met mijn achtergrond daar waarschijnlijk wel onderuit had kunnen komen. Dat wilde ik niet, ik was immers een gezonde Hollandse jongen.


In die tijd moet je op ieder formulier je godsdienst vermelden, ik schreef altijd ‘Geen’. Een paar jaar na de dienstplicht leerde ik mijn vrouw kennen. Ons huwelijk vond, op aandringen van de schoonouders, plaats in de Obrechtsjoel. Maar daarna werd ieder contact met het Jodendom weer zorgvuldig vermeden. Dat veranderde een beetje toen we met het gezin in 1974 voor het eerst in Israël waren.


Sinds die tijd werden we beetje bij beetje meer Joods. Niet religieus, God bewaar me (sic).


We werden lid van de LJG en toen een kind van ons in Israël ging studeren gingen we er zeer regelmatig naar toe. Nog vaker toen ze er voorgoed bleef. We gingen (en gaan) minstens twee keer per jaar en we hebben er zelfs ooit nog een halfjaar gewoond om op een oelpan rudimentair Hebreeuws te leren. Om er te gaan wonen hebben we nooit overwogen maar we komen er nu al zo’n vijftig jaar zeer regelmatig. Israël is ons tweede vaderland, misschien nog wel meer dan dat. Vooral omdat Nederland niet meer het vertrouwde land is dat het jarenlang wel was.


De Sjoa heeft een onvoorstelbare invloed op ons leven heeft gehad. Op ons, onze kinderen en kleinkinderen. Ik hoop van harte dat onze achterkleinkinderen daarvoor gespaard blijven. In 2009 realiseerde ik me hoeveel de Tweede Wereldoorlog nog een rol in mijn leven speelde. In dat jaar begon het Demjanjuk-proces. Ik was er als ‘Nebenklaeger’ nauw bij betrokken en deed van het anderhalf jaar durende gebeuren verslag voor de toen nog bestaande Wereldomroep. Dat met ongelofelijk veel publiciteit omgeven proces was afgelopen in 2011. Nog maar veertien jaar geleden voelde je de solidariteit van de Nederlandse bevolking met de Joodse Gemeenschap. Er was natuurlijk wel kritiek op de politiek van de staat Israël, soms wel en soms niet terecht. Ja, er waren hier en daar soms onderhuidse risjes maar het venijn van nu kenden we nog niet.


Tot 2023 had ik het absolute vertrouwen dat onze achterkleinkinderen zonder belasting van het verleden zouden opgroeien. Op zeven oktober bleek dat we in een illusie leefden. Het is alsof de antisemieten in de hele westerse hebben gewacht op zeven oktober. Onze catastrofe was voor hen een feest. Ineens was het hip om een hekel aan Joden te hebben.


“Waar Joden zijn is rottigheid,” noteerde Theodor Holman uit de mond van een ‘vriend’.


Er is niemand meer die de opkomst van het nazisme in 1933 heeft meegemaakt. Er zijn heus parallellen te vinden tussen toen en nu. Maar gelukkig zijn er ook grote verschillen. Er is nu geen overheid die de haat propageert. Alle westerse regeringen schreeuwen van de daken dat Joden niets te vrezen hebben. Regeringsleiders laten zich zien op Joodse feestjes, de Amsterdamse burgemeester steekt een Chanoekakaarsje aan op de Zuidas. Tegelijkertijd waarschuwen ze voor die vreselijke islamofobie. Dat hypocrisie bij onze bestuurders hoogtij viert is duidelijk maar openlijk antisemitisme gaat de overheid (nog) te ver.


Hoezo lijden wij aan islamofobie? Is het soms vreemd dat we angstig zijn omdat onze sjoels en scholen bewaakt moeten worden? Is het gek dat we bang zijn dat we in ieder werelddeel het doelwit zijn van terreur? Niet alleen op ons trouwens; de organisatoren van de kerstmarkten kunnen er over meepraten.


Wij lijden niet aan islamofobie, we weten precies waar we bang voor moeten zijn. Wie wel aan islamofobie lijden zijn onze bestuurders. Onze regeringen, onze politieke partijen en onze burgemeesters. Die nu al ruim twee jaar de islam-fascisten geen strobreed in de weg leggen. Die toestaan dat er voor miljoenen aan gebouwen worden vernield. Die toestaan dat er antisemitische leuzen worden gekrijst. Die toestaan dat de werkelijkheid voortdurend wordt omgedraaid.


Zoals het walgelijke zogenaamde onderzoek naar de Macabbi-rellen in de rubriek Media-logica. Voor wie het nog niet weet, volgens de onkoosjere Goebbels van dat programma hebben de supporters van voetbalclub Macabbi een moslimjacht georganiseerd. De vreugde waarmee mevrouw Halsema het programma ontving is veelzeggend over de Amsterdamse burgemeester. Ze deugt niet, punt uit.


Om terug te komen op het artikel van Marcia van Gelder: Ik voel me al vijftig jaar meer Joods dan ooit. Ik realiseer me dat dit, zo vlak voor de jaarwisseling, geen opgewekte columns is.


Maar dan, Joden vieren het nieuwe jaar pas op 11 september volgend jaar. Dus alle tijd voor verbetering. Ik blijf een optimist.


• Ik publiceer ook op Substack: https://robfransman.substack.com daar staan ook mijn

oudere stukjes.

 
 
 
Met PayPal doneren
bottom of page