top of page
  • Foto van schrijverJoop Soesan

Analyse door Bas Belder: “Wat vind je van Hitler?” – Arabische antwoorden


Ter illustratie. Screenshot YouTube


Adolf Hitler oogstte niet alleen bewondering in Duitsland en elders in de westerse wereld. Ook in de Arabische wereld en Iran riep zijn naam geestdrift op in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw. Zelfs tot op vandaag onder VN-vlag (UNRWA).


Hoe valt Hitler met Mohammed, de profeet van de islam, te vergelijken? Dat vormde geen probleem voor diverse Arabische kranten in het Midden-Oosten. Vanaf 1938 deed dit fenomeen zich voor. Hetzelfde geldt trouwens voor het islamitische Perzië.


Over dat laatste land berichtte begin 1941 de Duitse ambassadeur in Teheran, Erwin Ettel, dat er geruchten de ronde deden onder sjiieten waarbij Hitler voor de twaalfde imam werd gehouden, die door Allah naar de aarde zou zijn gezonden.


Tevreden constateerde Ettel: “Zo is volledig zonder toedoen van de ambassade een steeds meer om zich heen grijpende propaganda ontstaan die in Hitler en daarmee in Duitsland de redder uit alle nood ziet. Een fotograaf in Teheran had in zijn zaak afbeeldingen van zowel de Führer als van Ali, de eerste imam, tentoongesteld. Dat betekent: Ali is de eerste, Adolf Hitler de laatste imam.”


In mei van datzelfde jaar 1941 werden in de Iraakse hoofdstad Bagdad foto’s van Hitler in winkeletalages gesignaleerd. Al in 1938 was dat eveneens het geval in Jenin in het toenmalige Britse mandaatgebied Palestina.


Zeven jaar eerder reeds had de beruchte grootmoefti van Jeruzalem, de notoire antisemiet en latere (niet vervolgde!) oorlogsmisdadiger Amin el-Husseini, met de Duitse consul in Jeruzalem, Heinrich Wolff, contact opgenomen om hem te verzekeren dat de moslims “het nieuwe regime in Duitsland begroeten”.


“Er is niet snel een buitenlandse bondgenoot van Hitler te verzinnen die van huis uit zo gemotiveerd antisemitisch was als de grootmoefti”, constateert arabist Ruben Gischler in zijn glasheldere bijdrage “Het echte verhaal: Hitler en de moefti” (NIW, 25 oktober 2020).


Intussen gaf Wolffs opvolger, Doehle, in maart 1937 hoog op over “de sympathie die Duitsland bij de Arabieren geniet”, zo ook “de bewondering voor onze Führer”. Als er voor een buitenlander gevaar dreigde bij een Arabische volksoploop, “volstond het om je als Duitser te kennen te geven om ongehinderd te passeren”, noteerde Doehle. “En als je je identificeerde door “Heil Hitler!” te zeggen, sloeg de houding van de Arabieren meestal volledig om in enthousiasme en beantwoordden zij de Duitse groet op stormachtige wijze.”


Nog twee voorbeelden om deze Arabische adoratie van Hitler te illustreren. Februari 1939 verkondigde de heerser van Saudi-Arabië, koning Ibn Saud: “Alle Arabieren en mohammedanen in de meest uiteenlopende windstreken ter wereld koesteren hoogachting voor Duitsland, die nog is gestegen door de strijd die Duitsland tegen het Jodendom, de aartsvijand van de Arabieren, voert.” En een maand later, op 10 maart 1939, berichtte een Duitse kapitein bij terugkeer uit Noord-Afrika: “In elk gesprek met Arabieren betuigen zij hun vreugde over het antisemitisme.”


Nu kan de tegenwerping luiden: deze Arabische adoratie van Hitler heerste voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar gaat deze attitude ook voor onze dagen op? Op die legitieme vraag geeft de Duitse politieke wetenschapper en Midden-Oosten expert dr. Matthias Küntzel in zijn uitstekende boek “Nazis und der Nahe Osten” (2019) een rechtstreeks en bijzonder persoonlijk antwoord.


Onder het tussenkopje “Wat vind je van Adolf Hitler?” vertelt hij over een ontmoeting met zijn vriend en collega dr. Eddy Cohen herfst 2018 in Tel Aviv. Cohens moedertaal is Arabisch, geboren als hij is in een Joods gezin in de Libanese hoofdstad Beiroet. In 1995 kwam Cohen naar Israël, waar hij als wetenschappelijk onderzoeker naar het Midden-Oostenconflict veel publiceert en heel actief deelneemt aan de sociale media. In 2018 volgden 158.000 Arabieren Cohens Arabischtalige Twitter Account en tussen de 800.000 en 1 miljoen bekeken dagelijks zijn Tweets.


Dat laatste spoorde Küntzel tot een spontaan verzoek aan: zou Cohen met zijn laptop soms diens volgers de confronterende vraag willen voorleggen: Wat vind je van Hitler? Cohen aarzelde geen moment. Binnen twintig minuten hadden 5.800 personen het bericht aangeklikt. De reacties stroomden binnen. De eerste veertig vertaalde Edy Cohen voor Matthias Küntzel en samen maakten zij de balans op. Tien antwoorden spraken zich duidelijk tegen Hitler uit, zes waren neutraal respectievelijk onbegrijpelijk, vier plaatsten Hitler op één lijn met Israëlische politici, één reactie loofde Hitler, zij het met reserves, terwijl de 19 resterende meldingen Hitler louter roemden.


En waarom uitten deze 19 zich dan zo ongeremd pro-Hitler? Een kleine selectie uit ronduit schokkende reacties: “De dapperste man van de wereld. Hij maakte slechts één fout: hij verbrandde jullie niet allemaal.”; “Een grote held. Hij probeerde de Joden uit te wissen om de wereld te redden.”; “Het beste wat hij deed, was de Holocaust.”; “Een eerbiedwaardige man. Hij gaf de Joden wat zij verdienen” en ten slotte “Men vroeg Hitler: ‘Waarom heb je niet alle Joden gedood, hoewel je in de gelegenheid was?’ Zijn antwoord: “Opdat heel de wereld ziet waarom ik ze gedood heb.’”


Bijna de helft van degenen die Cohens vraag beantwoordden, toonde zich dus enthousiast over Hitler, concludeert Matthias Küntzel. In Europa zou een steekproef met zo’n uitkomst een schandaal opleveren. “In het Midden-Oosten is de grote mate van deze bewondering een open geheim; het geldt als normaal”, vervolgt hij.


Scherp keert de Duitse wetenschapper zich tegen collega’s binnen en buiten de eigen landsgrenzen die Arabische fans van Hitler en ontkenners/relativeerders van de Holocaust met een beroep op hun “postkoloniale vervolging geschiedenis” in bescherming menen te moeten nemen of zelfs beweren dat de constante herinnering aan de Holocaust het antisemitisme onder (jonge) moslims zou kunnen versterken.


“Ik vind de eis uitgerekend Arabische en Turkse migranten met de realiteit van de Shoah niet te confronteren, bizar”, stelt Küntzel. “Daarmee zou men de mentale uitzonderingstoestand van de Arabische wereld wat de verering van Hitler, de loochening van de Holocaust en het antisemitisme betreft, tot op Europese bodem verlengen in plaats van de poging te ondernemen die van hieruit ook te bestrijden.”


Klip en klaar noemt hij de thematisering van de Shoah een centrale, nationale zaak, niet slechts voor autochtone Duitsers, maar evengoed voor in Duitsland geboren of naar Duitsland gekomen niet-moslims en moslims. Hét pedagogische uitgangspunt tegelijkertijd om tegen de “ideologische driehoek” van loochening van de Holocaust, liquidering van de staat Israël en demonisering van de Joden fundamenteel op te treden.


Van de bewering dat moslimmigranten zich niet voor Hitler, noch voor de Shoah zouden interesseren, laat Matthias Küntzel geen spaan heel: “Ik heb in de 28 jaar dat ik les gaf over politiek aan een Hamburgse beroepsopleiding niet één leerling met een moslimachtergrond meegemaakt die zich voor dit thema niet interesseerde.”


Je zou wensen dat deze instelling en taakopvatting van Matthias Küntzel gemeengoed is niet alleen in Duitsland, maar evenzeer in Nederland, ja heel Europa! En dan werkelijk op alle maatschappelijke fronten!!


Bas Belder, historicus































312 weergaven0 opmerkingen
bottom of page