Universiteit Leiden faalt, schrijft Oscar Hammerstein
- Oscar Hammerstein
- 10 uur geleden
- 4 minuten om te lezen

Foto media
Er zijn momenten waarop een universiteit niet slechts faalt, maar zich verraadt. Het besluit van de Universiteit Leiden om de Israëlische arts Dr Amit Frenkel te weren, is zo’n moment.Dr Frenkel, intensivist in het Soroka Medical Center in Beersheba, stond op 7 oktober in de frontlinie van de menselijke beschaving.
Terwijl terreur zich ontketende, leidde hij de opvang van honderden gewonden. Zijn team voerde in drie uur 318 levensreddende ingrepen uit en behandelde meer dan zeshonderd slachtoffers. Men hoeft het niet met zijn land eens te zijn om respect te hebben voor dit werk. Dit was geen politiek - dit was geneeskunde, menselijkheid, beschaving.En toch werd deze man door Leiden geweerd.
Volgens de eerste reactie van het College van Bestuur — in keurige bestuurlijke taal gegoten — was Frenkel “niet geweigerd”, maar “op te korte termijn niet inpasbaar binnen de organisatie van het LUMC”. Dat klinkt achteloos; het is ook achteloos. Want voor iedereen buiten het interne universum van afdelingen en structuren is de boodschap helder: de oudste universiteit van Nederland durfde een Israëlische arts niet toe te laten.
Mijn eerste brief aan de rector, waarin ik dit aan de kaak stelde, werd beantwoord met uitleg, verwijzing naar protocollen, en een poging om verantwoordelijkheid buiten beeld te houden. De toon was defensief, het argument kwetsbaar, de uitkomst onverdedigbaar. Dat had het einde van de affaire kunnen zijn. Maar het werd het begin.
Van een incident naar een principekwestie Wat volgde was een reeks brieven, gesprekken en toelichtingen waarin het bestuur van de universiteit — telkens in andere bewoordingen — benadrukte dat men zorgvuldig te werk was gegaan, bezig was met toetsingskaders, een commissie had ingesteld, processen moesten worden gerespecteerd en vooral: dat men de ernst van de zaak begreep. Maar ondertussen werd duidelijk dat men iets anders had gedaan dan processen volgen:men had al gekozen.
Op 11 november kondigde het College van Bestuur aan dat het institutionele samenwerkingen met Israëlische universiteiten - de Hebrew University of Jerusalem en Tel Aviv University - tijdelijk opschortte. De motivering was verpakt in een taalveld dat inmiddels standaard is geworden in academische bestuurstaal: “menselijke waardigheid”, “fundamentele rechten”, “UN Guiding Principles”, “brede toetsingskaders in ontwikkeling”, “ethische afwegingen”, “duurzame samenwerking”. Het is, zoals ik in mijn correspondentie schreef, een taal die glanst als marmer maar kraakt als karton. De vraag is namelijk niet welke woorden men gebruikt, maar hoe men tot een besluit komt. En daar wringt het.
Besluitvorming zonder norm: de kern van het probleem
De universiteit erkende in haar antwoord dat: “het toetsingskader nog niet bestond en pas later zal worden ontwikkeld maar dat het besluit nu al genomen moest worden. Wie het zo opschrijft, benoemt het probleem: het besluit kwam eerst, het kader kwam later, en de rechtvaardiging achteraf. Daarmee heeft de universiteit niet getoetst maar gereageerd, niet geëvalueerd maar geëxtrapoleerd, niet bestuurd maar gecapituleerd. Rector magnificus Hester Bijl schreef dat gevoelige berichtgeving “een onjuist beeld” had veroorzaakt en dat men hoopte “ruis weg te nemen”. Maar ruis ontstaat pas wanneer het signaal ontbreekt. Een daad die principieel is, hoeft niet uitgelegd, hooguit toegelicht. Een daad die niet principieel is, moet uitgelegd, omcirkeld, verzacht, uitgebreid, omkleed worden met proces-woorden, commissies en voorzichtig taalgebruik. En precies dat is hier gebeurd.
De selectiviteit van morele verontwaardiging
Dat Leiden haar academische banden met Israëlische universiteiten opschortte, moet worden bezien in bredere context. Enerzijds beroept de universiteit zich op universele waarden en de bescherming van mensenrechten. Anderzijds past zij die waarden uitsluitend toe op één land. Samenwerkingen met universiteiten in China, Iran, Qatar, Saoedi-Arabië, Rusland (voor 2022), of andere landen waar systematische onderdrukking geen incident maar een bestuursmodel is, blijven ongemoeid. De vraag dringt zich op: Welke maatstaf hanteert men? Als men werkelijk een moreel toetsingskader had, zou het bestaan uit gelijke toepassing. Als men werkelijk een academisch toetsingskader had, zou het bestaan uit toetsbare criteria. Maar Leiden heeft een kader dat — zoals ik schreef — nog moet worden ontwikkeld. En toch heeft men er al besluiten op gebaseerd. Het is de juridische equivalent van een rechter die uitspraak doet op grond van de Wt voordat het wetboek is geschreven.
De kern van Leijten: het bestuur dat eerst beslist en dan denkt
Jan Leijten, oud-advocaat-generaal bij de Hoge Raad, zou dit gedrag herkennen: de neiging van instellingen om morele grootspraak te verwarren met morele grondslag. Leijten schreef ooit dat instituties zichzelf verliezen wanneer zij het zwaarst klinkende argument laten prevaleren boven het best onderbouwde, de procesvorm laten domineren over de inhoud, het publieke gezicht belangrijker maken dan het principiële gezicht. Dat is precies wat Leiden hier heeft gedaan.
Het sluitstuk: de brief die alles blootlegt
Mijn laatste brief aan het College van Bestuur, geschreven vanuit Panama op 19 november , vat het probleem samen. De universiteit spreekt uitvoerig, maar zegt weinig; zij benoemt beginselen, maar toetst niet; zij verwijst naar toekomstige kaders, maar handelt in het heden. Ik schreef: “De hoeveelheid tekst staat in geen verhouding tot de hoeveelheid inhoud.” “Uw antwoord herhaalt precies dezelfde redeneringen.” “De toepassing van uw begrippen is selectief, politiek ingegeven en niet gestoeld op een herkenbaar toetsingskader.” “Eerst besluiten, dan kaderen, vervolgens moraliseren: dat is post hoc rationalisatie.” Er zijn weinig zinnen die beter samenvatten waar het hier misgaat.
Het grotere gevaar
Wie denkt dat dit een discussie is over één arts, of één land, of één samenwerking, ziet de ernst niet. Want wat er werkelijk op het spel staat, is dit: Kan een universiteit een veilige haven voor debat blijven wanneer zij zich buigt naar de straat? Kan wetenschap onafhankelijk blijven wanneer zij morele oordelen politiciseert? Kan de geest van Praesidium Libertatis blijven bestaan wanneer men het ongemakkelijke gesprek uit de weg gaat? Vrijheid sneuvelt nooit ineens. Zij sterft in stappen. Eerst door een weigering. Dan door een schorsing. Dan door een kader. Dan door stilte.
Slot: een appel op de universiteit die ik kende
Ik ben niet tegen toetsing, niet tegen reflectie, niet tegen morele afweging. Integendeel. Maar toetsing zonder norm is willekeur. Reflectie zonder moed is machteloosheid. En morele afweging zonder universaliteit is politiek. Leiden kanherstellen. Maar dan moet het bestuur iets doen wat het tot nu toe heeft vermeden: het besluit herzien, de fout erkennen, de academische vrijheid herstellen. Niet voor mij. Niet voor de Israëlis
che universiteiten. Maar voor de universiteit zelf. Zonder moed is er geen vrijheid. Zonder vrijheid is er geen universiteit. En zonder universiteit is er geen Praesidium Libertatis — slechts een façade.







