top of page
  • Bas Belder

“Vooral Israël haat is in elk Duits maatschappelijk en politiek milieu acceptabel”


Screenshot YouTube


In het Duitse publieke debat over Jodenhaat, haat jegens de Joodse staat ofwel Israël-antisemitisme, islamitische invloeden en het Iran-beleid spreekt dr. Remko Leemhuis glasheldere woorden. Bas Belder ging voor Israel Nieuws in gesprek met hem.


Kunt u kort uw functie en werk bij het American Jewish Committee (AJC) beschrijven.


Leemhuis: Ik ben sinds september 2019 directeur van het AJC-bureau in Berlijn. Daarmee ben ik verantwoordelijk voor de gehele politieke organisatie. Inhoudelijk heeft ons bureau drie kerntaken: de strijd tegen antisemitisme en extremisme, de versterking en verdieping van de Duits-Israëlische betrekkingen zoals ook de trans-Atlantische verhoudingen.


De Duits-Joodse jurist en auteur Achim Doerfer kritiseert: “Waarom toch altijd die slotstreep (onder het naziverleden), terwijl antisemitisme en relativering van de Shoa voortleven?” Deelt u zijn zorg? En hoe beoordeelt u de huidige veiligheidssituatie van Joden in Duitsland? Uit welke richtingen precies loert het gevaar?


Leemhuis: Er is een zin die politici in ons land graag in de mond nemen: “In Duitsland is er geen plaats voor antisemitisme.” Als ik echter om me heen kijk, zie ik daarvoor helaas wel veel plaats in onze maatschappij.


Dat blijkt al uit de actuele politiestatistieken. In 2021 registreerden de veiligheidsautoriteiten 3.028 antisemitische delicten. Dat waren er krap 30 procent meer dan in het jaar 2020 (2.351). En dan praten we slechts over de strafbare feiten die ook zijn aangegeven. Het cijfer van antisemitische delicten, die niet zijn aangegeven, moet veel hoger liggen.


Deze omstandigheid hangt weer samen met de slechte ervaringen die de Joodse gemeenschap heeft opgedaan met het veiligheidspersoneel. De bereidheid bij haar om aangifte te doen van antisemitische strafbare feiten is derhalve niet bijzonder hoog. Daarenboven zijn in het genoemde cijfer voor 2021 nog niet de alledaagse antisemitische incidenten begrepen. Voorvallen die de drempel naar strafbaar feit niet overschrijden.


Wat de concrete veiligheidssituatie betreft, is het al voldoende om de immense, noodzakelijke veiligheidsmaatregelen voor Joodse instellingen hier te lande in ogenschouw te nemen. Daarbij gaat het grootste gevaar zeker uit van rechts-extremisme en islamisme. Het gevaar van aanvallen en aanslagen uit deze beide spectra is altijd aanwezig.


De eerlijkheid gebiedt daarbij wel te zeggen dat evenals bij racisme ook bij antisemitisme dit gevaar niet in een vacuüm ontstaat. Het wordt begunstigd door een maatschappelijk klimaat dat Jodenhaat accepteert. Wij moeten ons realiseren dat 20 tot 30 procent van de Duitse bevolking meer of minder sterk antisemitische stereotypen aanhangt. Deze waarde is al krap dertig jaar constant. Dat bewijzen diverse peilingen.


En ook wanneer het niet om een directe bedreiging gaat, dan stellen we toch vast dat het Israël-antisemitisme inmiddels de dominante vorm van Jodenhaat is. Vooral deze vorm van antisemitisme is in elk maatschappelijk en politiek milieu geaccepteerd. Van politiek rechts tot politiek links, van de intellectuele salon tot op de islamitische moskee.


Als we kijken naar de fysieke aanvallen op Duitse Joden en Jodinnen of Israëli’s in Duitsland, constateren wij dat het voorwendsel voor deze aanvallen vaak het conflict tussen Israël en de Palestijnen is.


In de Duitse pers hebt u ook kritiek geoefend op “een fundamentele naïviteit die hier aan de dag wordt gelegd in de omgang met het legalistisch islamisme”. Aan welke concrete voorbeelden denkt u dan?


Leemhuis: Ja, dat is inderdaad zo. Ik denk hier bijvoorbeeld aan het feit dat de stad Hamburg sedert tien jaren in het kader van een staatsverdrag samenwerkt met het “Islamitisch Centrum Hamburg” (IZH). In beginsel wil ik benadrukken dat er beslist niets op tegen is wanneer de staat samenwerkt met religieuze gemeenschappen en gemeentes de mogelijkheid krijgen hun religieuze belangen te behartigen door die op een veilige rechtsbasis te funderen. Echter het kan niet zijn dat de staat met actoren coöpereert die vanuit het buitenland worden gestuurd, zoals bijvoorbeeld dat bij het IZH het geval is.


Hoe nauw deze connectie met het Iraanse regime is, komt al duidelijk naar voren uit het feit dat de leider van het IZH persoonlijk door ayatollah Khamenei wordt benoemd. Ook op grond van dit gegeven houdt de Duitse binnenlandse veiligheidsdienst het IZH al bijna drie decennia nauw in de gaten. Daarbij benadrukken de veiligheidsautoriteiten telkens weer dat het IZH niet alleen voor Hamburg en Duitsland een beslissende rol speelt, maar een van de belangrijkste centra van het antisemitische regime in heel Europa is. Evengoed fungeert het als trefpunt van de plaatselijke aanhangers van de intussen in Duitsland verboden sjiitisch-Libanese terreurorganisatie Hezbollah.


Ondanks al deze publieke feiten houdt de stad Hamburg tot op heden evenwel aan de samenwerking met het IZH vast. Ook nadat bekend werd dat in dit centrum in januari 2020 de Iraanse massamoordenaar en topterrorist Qassem Solemeini herdacht werd.


Tegen deze achtergrond rijst de vraag hoe geloofwaardig het is wanneer de regering van de Hanzestad de strijd tegen het antisemitisme in de grondwet wenst vast te leggen, maar tegelijkertijd met vertegenwoordigers van een regime samenwerkt dat niet alleen bijna dagelijks met de verwoesting van de Joodse staat dreigt, maar evenzo wereldwijd voor antisemitische terreuraanslagen verantwoordelijk is.


Verder valt de staatkundige samenwerking met DITIB (Turks-Islamitisch Instituut voor Religie) te noemen. DITIB runt in Duitsland niet alleen 800 moskeeën, maar is ook een aanspreekpartner voor staatsinstellingen. Dan gaat het bijvoorbeeld om de vormgeving van islamitisch godsdienstonderwijs op staatsscholen. Daar komt ook bij dat DITIB niets anders is dan de verlengde arm van het Turkse AKP-regime.


Wie de laatste jaren de toenemende islamisering en radicalisering van het Erdogan-bewind heeft gevolgd, die zal begrijpen dat in deze moskeeën wel nauwelijks een liberale islam wordt gepredikt. Dat ligt uiteindelijk ook aan het gegeven dat de vrijdagspreken uit Ankara worden aangeleverd. En ook nadat bekend werd dat enkele imams van DITIB voor de Turkse geheime dienst hebben gespioneerd, volgden geen politieke consequenties.


En om een laatste voorbeeld te noemen: in de Centrale Raad voor Moslims (ZDM), die zich graag als vertegenwoordiger van alle moslims in Duitsland ziet, zit niet alleen het reeds genoemde IZH uit Hamburg, maar evengoed ATIB (Unie van Turks-Islamitische Cultuurverenigingen), een organisatie die het voorveld van de Turks-facistische Grijze Wolven vormt.


Let wel, ATIB is in die Centrale Raad voor Moslims niet slechts lid, maar ook nog eens de grootste organisatie daarbinnen en wordt sinds vorig jaar ook in de rapportage van de Duitse binnenlandse veiligheidsdienst opgevoerd. Desalniettemin houden politici van alle democratische partijen gewoon vast aan de coöperatie met deze Centrale Raad voor Moslims.


Laten we ons eens voorstellen dat op een gegeven ogenblik uitkomt dat een vereniging, die met staatsinstanties samenwerkt, ook een rechts-extremistische of neonazistische organisatie als lid kent? Hoe lang zou deze samenwerking nog voortduren? Mijn vermoeden is: geen 24 uur en dat volkomen terecht. Vandaar ook onze eis dat de omgang van staatsinstanties met islamisten zich niet mag onderscheiden van de omgang met extreemrechts. In het bijzonder en vooral dan niet, wanneer deze organisaties door de veiligheidsautoriteiten worden gevolgd.


De lijst van voorbeelden laat zich naar believen uitbreiden. En dat bedoel ik met naïviteit. Het moet evenzo eindelijk ter kennis worden genomen dat de genoemde organisaties niet de gerechtigde verlangens van de overweldigende meerderheid van moslims en moslima’s vertegenwoordigen, maar de belangen van dictators en despoten.


Wanneer hier niet eindelijk rode lijnen worden getrokken, dan komt bij mij al de vraag op hoe serieus de strijd tegen antisemitisme kan zijn. En Frankrijk doet toch nu juist voor dat het ook anders kan gaan. Daar wordt intussen zeer hard tegen legalistisch islamisme opgetreden.


In de Duitse pers nam u recent geen blad voor de mond: “Wij hebben een duidelijk teken van de staat en de maatschappij nodig dat geen enkele vorm van Jodenhaat acceptabel is” en dat de strijd tegen antisemitisme “in allereerste instantie de opgave is van de niet-Joodse meerderheidssamenleving en van de staat”. Verwacht u ook dat dit belangrijke signaal wordt opgevolgd?


Leemhuis: Op dit punt ben ik helaas zeer sceptisch omdat ik de indruk heb dat de grote meerderheid van de niet-Joodse bevolking tot op heden nog altijd geen voorstelling heeft van de omvang van het probleem.


Om dat wellicht met een voorbeeld duidelijk te maken: na de antisemitische terreuraanslag op de synagoge in Halle ( 9 oktober 2019) kwamen in Berlijn, toch wel een stad met meer dan drie miljoen inwoners, op de avond van de aanslag misschien 300 mensen naar een solidariteitsbijeenkomst. Nadat in de VS George Floyd door een politieman werd vermoord (25 mei 2020), gingen in Berlijn 15.000 mensen de straat op.


Let wel, ik wil hier niet verkeerd worden begrepen: ik zou deze beide voorvallen op geen enkele wijze tegen elkaar willen uitspelen. De strijd tegen antisemitisme en racisme moet altijd hand in hand gaan. Echter, bij mij komt toch de vraag op, waarom een racistische moord op 6.000 kilometer afstand meer mensen de straat opbrengt dan een terreuraanslag op een synagoge in het land dat zich zoveel met de verwerking van zijn verleden ten goede houdt - hoe men ook over de details hier kan denken?


De Duits-Joodse advocaat en auteur Achim Doerfer stelt dat voor Joden in Duitsland qua toegang tot topposities in de politiek, economie, bestuur, justitie en wetenschap, vooral als het religieus levende Joden betreft, de situatie vandaag slechter is dan in de tijd van de Joodse emancipatie voor 1933. Hij formuleert dan kernachtig: “Keppel of carrière? Ik betwijfel sterk of dat zomaar samen kan gaan.” Wat is uw mening?


Leemhuis: Ik zou dat toestemmen, hoewel de vergelijking moeilijk is daar de meeste Duitse Joden en Jodinnen in de Shoa zijn vermoord of verdreven en daarmee de grootte van de Joodse gemeenschap van nu nauwelijks te vergelijken is met die van toen.


Overigens zou ik zeggen dat de situatie gelukkig genoeg langzaam verandert. Het is verheugend te zien dat er een jonge generatie van Joden is, die zeer veel zelfbewuster optreedt en haar Joodse identiteit veel opener uitdraagt dan hun ouders of grootouders nog gedaan hebben.


Desalniettemin is het nog altijd een lange weg tot Joods leven hier te lande een vanzelfsprekend deel van de samenleving is. En daarmee zijn we weer terug bij de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen voor Joodse instanties. En ook het begrip “vanzelfsprekend” is eigenlijk niet juist. Want hoe “normaal” of “vanzelfsprekend” kan Joods leven zijn in het land dat de Shoa in ‘t werk heeft gesteld?


Bij de herverkiezing van de Duitse bondspresident Frank-Walter Steinmeier uitte de vice-president van de Unie van Joodse studenten in Duitsland de kritiek dat op “bewogen woorden” in de strijd tegen “het groeiend antisemitisme” dan ook “de juiste daden” dienen te volgen. “Daartoe behoort ook een heldere stellingname wanneer het om Israël-antisemitisme gaat.” Deelt u deze mening die zich zowel keert tegen binnenlands als buitenlands beleid van Berlijn?


Leemhuis: Ja, natuurlijk. Intern en extern beleid horen samen te gaan. Wanneer politici duidelijk stelling nemen tegen antisemitisme en de volgende dag lachend op foto’s zijn te zien met de vertegenwoordigers van het Iraanse regime, dan hebben we een geloofwaardigheidsprobleem. Tot een resolute houding in de strijd tegen antisemitisme behoort juist een vastberaden omgang met het Iraanse regime.


Tegen de achtergrond van de Russische overval op Oekraïne is dat een dringende kwestie. Ik zou mezelf tot de personen willen tellen, die nog in januari de Russische president Wladimir Putin als een rationelere politicus hebben beschouwd dan bijvoorbeeld de mullahs in Teheran. Ofschoon ik persoonlijk en wij als American Jewish Committee (AJC) in dit verband ook altijd hebben benadrukt dat de geschiedenis aantoont dat dictators bij twijfel altijd dat doen wat ze van tevoren hebben aangekondigd.


Gelet op deze oorlog in Oekraïne moeten wij derhalve ook heel urgent een andere politieke koers inslaan tegenover het Iraanse regime. Want ik twijfel er niet aan dat, mocht dit regime in het bezit van atoomwapens komen, het die ook zal inzetten. Het lijkt mij echter dat deze cruciale dreiging in de nu veel geciteerde “Zeitenwende” (“keerpunt in de tijd”), ten minste tot nu toe, geen noemenswaardige aandacht krijgt.


In een gastcommentaar voor de Neue Zürcher Zeitung (NZZ) schreef de Duitse psycholoog van Israëlisch-Arabische komaf Ahmad Mansour onder de kop “Waar komt die bezetenheid in de Israëlkritiek vandaan”: “Ook en juist aan hogescholen is antisemitisme verkleed als ‘Israëlkritiek’ intellectuele mode; dubieuze post kolonialistische theorieën maken van Israël de hoofdrolspeler die de wereldvrede in gevaar zou brengen.”


De observatie van Mansour doet denken aan de academische situatie in Nederland. Bent u het met zijn scherpe afkeuring eens en, belangrijker nog, wat moet er gebeuren om deze giftige antisemitische atmosfeer op universiteiten te veranderen, in het bijzonder met het oog op de allereerste slachtoffers daarvan, Joodse respectievelijk Israëlische docenten en studenten?


Leemhuis: Ja, ik ben het met Ahmad Mansour eens. Ik heb al gezegd dat het Israëlisch antisemitisme een, zo niet de dominante vorm van antisemitisme is. Juist in de context van de postkoloniale theorievorming kijk ik met zorg naar een verdere ontwikkeling. Zo loopt er momenteel in Duitsland een debat over de precedentloosheid (de historische onvergelijkbaarheid) van de Shoa. Was de moord op de Europese Jodinnen en Joden niet toch ook slechts een massale misdaad onder vele?


Nog afgezien van het feit dat het uitgerekend in het land van de daders meer dan problematisch is om de precedentloosheid van de Shoa ter discussie te stellen, wat tot nu toe op goede gronden het privilege van politiek rechts was, dient daarmee natuurlijk ook het onderscheid tussen antisemitisme en racisme te worden uitgevlakt.


Deze ontwikkeling is ook daarom zo bedenkelijk omdat de relativering van de Shoa, zoals reeds genoemd, tot dusverre vooral een fenomeen van politiek rechts was en daarmee weinig maatschappelijk draagvlak had. Bij de linkse variant zien wij dat de representanten van deze ideeën leerstoelen bezetten, gevestigde cultuurinstellingen leiden en de redacties van een aantal toonaangevende media bemannen. En het is evenmin weinig verrassend dat dezelfde personen in de regel antizionistische posities innemen en aanhangers van de BDS-beweging zijn.


Een lichtpunt, ja een voortreffelijk voorbeeld, vormt in elk geval het in 2020 opgerichte Centrum voor Antisemitisme- en Racisme-onderzoek van de Katholieke Hogeschool Nordrhein-Westfalen te Aken. Dit centrum neemt klip en klaar stelling tegen het Israëlisch antisemitisme. Hoe schat u de kansen in dat dit voorbeeld navolging vindt bij andere Duitse academische instellingen?


Leemhuis: Dat is inderdaad een lichtpunt, dat wij buitengewoon begroeten, juist tegen de achtergrond van de relevantie van het Israël-antisemitisme. Hoe de kansen in de rest van de republiek staan, kan ik in het algemeen niet beantwoorden. Het is in elk geval zeker dringend noodzakelijk dat het onderzoek naar antisemitisme zich meer gaat richten op het heden.


Op enkele uitzonderingen na houdt vooral de geschiedwetenschap zich ermee bezig. Ook hier moet niet het ene tegen het andere worden uitgespeeld, maar gezien de enorme uitdagingen hebben wij dringend behoefte aan meer kennis over Jodenhaat in het hier en nu. Daarvoor schrikken echter velen terug omdat men zich dan precies ook met lastige politieke vragen en positiekeuzes moet bezighouden, dus ook met islamitisch antisemitisme of bijvoorbeeld met links antisemitisme in de vorm van antizionisme.


Bas Belder, historicus



















































131 weergaven0 opmerkingen
bottom of page